
peters principe - door peter bügel
In grote organisaties zijn leidinggevenden als regel incompetent. Dit is te danken aan een wetmatigheid die de Canadese auteur Laurence Peter in 1969 samen met Raymond Hill beschreef. De titel van zijn boek The Peter Principle is sindsdien de naam van het verschijnsel. In grote ondernemingen en ambtelijke bureaucratieën is sprake van een mobiliteitsideologie. Stilstand is achteruitgang en werknemers die te lang op één niveau blijven hangen worden niet op prijs gesteld. Je moet promotie maken. Belonings- en functiewaarderingssystemen zijn daarop afgestemd. Langetermijnhypotheken gaan automatisch uit van salarisvooruitgang. Mensen die inhoudelijk goed functioneren worden gepromoveerd. Lieden die het niet zo goed doen blijven zitten waar ze zitten. Dit mechanisme leidt feilloos tot een situatie dat iedereen de plek bereikt waarop hij incompetent is. Daar blijft hij dan, want omdat hij het daar niet zo goed doet, wordt hij niet verder gepromoveerd. Een van de oorzaken van dit kwaad is dat het werk in hogere echelons anders is dan in lagere. Een goede leraar is dat omdat hij zo meeslepend kan vertellen over de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Omdat hij zo uitstekend functioneert wordt hij bevorderd naar het managementteam van de school. Nu moet hij helaas vergaderen, roosters maken en richtlijnen uit Zoetermeer bestuderen. Dat is geheel andere koek en het is niet denkbeeldig dat hij daar niet goed in is en ook niet gelukkig van wordt.
Omdat in organisatorische hiërarchieën een hogere functie automatisch inhoudt dat je meer mensen onder je krijgt, bestaat beter gesalarieerd werk altijd uit leiding geven, beleid maken en organiseren. Er is echter geen reden waarom vakinhoudelijk goede professionals al dat managen leuk zouden vinden of goed zouden kunnen. Succes als vakman voorspelt geen goede vervulling van leidinggevende functies. Wanneer echter iedereen die goed werk aflevert gepromoveerd wordt is algehele incompetentie onafwendbaar. Doen wat je goed kunt wordt afgestraft. Je wordt omhoog geschopt naar een baantje dat je niet goed kunt en daar moet je blijven. Zo worden goede voetballers slechte trainers en goede journalisten slechte voorlichters. Goede agenten en zelfs goede generaals worden slechte politiecommissarissen en goede hoogleraren en burgemeesters slechte ministers. Gelukkig is het ministerschap een tijdelijke aangelegenheid. Helaas geldt echter voor de meeste functionarissen dat een stap terug naar de oorspronkelijke betrekking niet mogelijk is. Hun vorige plaats is bezet en wanneer dat niet zo was zou een degradatie te veel gezichtsverlies met zich brengen.
Gelukkig zijn alle grote organisaties piramidevormig. Bovenin is het minste plaats. Dat betekent dat alleen functionarissen die hun werk buitengewoon goed doen van hun functie worden ontheven. Gemiddeld goeden mogen blijven zitten. Aan hen is het te danken dat onze maatschappij niet vanwege algehele onbekwaamheid in elkaar dondert.