Vijftien jaar geleden beschreef het Eerste Kamerlid Glastra van Loon de geschiedenis van een bepaalde stof in een zuidelijk land. De overheid van dat land wilde de verspreiding ervan tegengaan, omdat hierdoor een grote groep levende wezens het loodje legde. Geheel volgens de gangbare logica maakte de regering bezit en handel in de stof strafbaar en zette een krachtig opsporings- en vervolgingsbeleid in gang. Tot verbazing van de beleidsmakers had dit niet het gewenste resultaat. De handel nam niet af maar bloeide op.

Na enige studie bleek dat de criminalisering van bezit en handel de beschikbaarheid van de stof aanvankelijk sterk had verminderd. De vraag was echter niet verdwenen, zodat de prijs zeer gestegen was. Daardoor werd de handel zo aantrekkelijk geworden, dat ze ondanks het verbod opgebloeid was. De betreffende regering besloot een vergunningenstelsel in te voeren en de opsporing op een laag pitje te zetten. Dit had tot resultaat dat de prijs van ivoor in Zimbabwe zo ver daalde, dat het voor stropers op olifanten niet meer loonde zich aan het risico van bestraffing bloot te stellen.

De D66-senator gebruikte deze paralellel om op de irrationaliteit van de drugsbestrijding te wijzen. De verspreiding van het druggebruik is de laatste twintig jaar vooral in de landen die er met veel middelen de strijd mee hebben aangebonden het meest toegenomen. Officiële regeringscommissies in Frankrijk en de Verenigde Staten konkludeerden dat de strijd tegen de handel averechts uitgepakt is. Het enige succes was de toename van het aantal opgepakte drugscriminelen, die ongeveer was vertwintigvoudigd. Glastra van Loon pleitte niet voor een volledige vrijgeving, die hij politiek niet haalbaar achtte, maar voor een vergunningenstelsel in navolging van het beleid van Zimbabwe op het gebied van ivoor.

Een bijkomend voordeel zou kunnen zijn dat onderzoek naar mogelijke therapeutische werkingen van de verboden stoffen aan wetenschappelijke respectabiliteit zou winnen. Dat dit geen windeieren zou behoeven te leggen, blijkt uit de recente vertaling van een boek over “weed” door Het Spectrum. In “Marihuana, De verboden medicijn”, van Lester Grinspoon en James B. Bakkalar worden een overstelpend aantal gevalsbeschrijvingen achter elkaar gezet, waaruit de genezende of althans verzachtende werking van het matig inhaleren van stuff moet blijken.

Zo bestrijdt cannabis misselijkheid bij chemotherapie, heft glaucoom op, werkt palliatief bij epilepsie en multiple sclerose, gaat spierkrampen tegen bij verlammingen, helpt bij chronische pijn, migraine, jeuk, menstruatiepijn en pijn bij de bevalling en is goed bruikbaar tegen depressies. Opvallend is dat deze werkingen in de vorige eeuw wel bekend waren. Tussen 1840 en 1900 zijn meer dan honderd medische publicaties bekend waarin cannabis tegen allerlei ziektes werd aanbevolen. Door de ontwikkeling van synthetische middelen als barbituraten en morfine, die in tegenstelling tot cannabis in water oplosbaar waren en dus gemakkelijk te injecteren, raakt het middel in onbruik.

Onderzoek naar de werkzame stof, THC, werd door de Marihuana Tax Act van 1937 in de Verenigde Staten onmogelijk. In een heksenjachtachtige campagne van het Federal Bureau of Narcotics werd de stof afgeschilderd als verslavend, leidend tot geweldsmisdrijven, psychose en verregaande geestelijke aftakeling. Wijsheden die mij in de vijftiger jaren nog op de middelbare school voorgehouden werden door bezorgde leraren. Door synthetisering van de therapeutische ingredienten van THC kunnen vast ook de vrolijk stemmende effecten opgeheven worden. Het gaat per slot niet aan dat patiënten gaan giechelen van hun medicatie.