Van de min of meer reguliere psychotherapiën is de “Rational Emotive Therapy” (RET) het vermakelijkst. Voor een goed begrip is het handig te weten dat heel vroeger, toen men nog in Sigmund Freud geloofde, het gebruik was bij psychische problemen vooral naar de oorzaak te zoeken. Van deze oorzaak was de patiënt niet op de hoogte. De traumatische belevenis zou verdrongen zijn en niet zelden gesitueerd in de vroege kinderjaren. Vooral vóór het tweede jaar kon een boel ellende hebben plaatsgevonden. De buitengewoon lange zoektocht gedurende dagelijkse sessies legde de analyticus geen windeieren. Tegenwoordig weten we dat belevenissen voor het tweede jaar vallen onder de zogenaamde infantiele amnesie. Niemand heeft herinneringen uit die tijd. Waarschijnlijk omdat het moeilijk is verhalen te construeren, wanneer je nog niet goed kunt praten.

Dat herinneringen van voor de tweede verjaardag wel heel goed aangepraat kunnen worden, vooral onder hypnose, is een droevig stemmend ervaringsfeit. Vooral in incest gespecialiseerde hypnotherapeuten maken hier dankbaar gebruik van. Ook is nu bij geheugenpsychologen bekend dat traumatische belevenissen helaas niet verdrongen worden, maar integendeel juist de hele tijd opspelen. Kleine kinderen die er getuige van hadden moeten zijn dat hun ouders vermoord of verkracht werden, zagen deze beelden hun verdere leven steeds voor zich, zonder dat ze dat wensten.

Ook mensen die concentratiekampherinneringen hadden, waren helaas niet in staat deze te vergeten, laat staan te verdringen. Als reactie op de jarenlange klopjacht op niet bestaande herinneringen ontstonden scholen van psychotherapie die het sneller konden. Dat wil zeggen niet zozeer het verleden reconstrueren, als wel in het heden de symptomen bestrijden. Vooral patiënten met fobieën en dwangmatig gedrag kwamen voor zo’n behandeling in aanmerking.

Bij de RET ging het erom de lijder te laten inzien dat zijn angst of dwang niet rationeel was. Het opmerkelijke van deze school was, dat ze niet op de gedachte kwam, dat de patiënt zelf ook wel wist dat er geen echte reden was om bang op plein en in supermarkt te zijn, of steeds maar de handen te willen wassen. De patiënten waren gewoonlijk wel degelijk op de hoogte van het feit dat ze niet plotseling zouden doodvallen op grote open plaatsen, en dat de handen niet vies meer waren na de honderdste keer wassen.

De veronderstelling achter deze therapie leek te zijn, dat de clienten niet zozeer neurotisch, maar dom waren, dan wel bij toeval nooit hadden nagedacht. Een gespreksfragment kan dit illustreren. “U heeft vliegangst zegt U. U durft daarom niet naar Amerika. Weet u wel dat de kans om in Amerika doodgeschoten te worden veertig keer zo groot is? Ik weet niet hoe u zich verder voelt, maar de kans dat u door zelfmoord om het leven komt is vijftig keer zo groot. Bent u ook bang in het verkeer? Nee, dat is dan beslist niet rationeel. Elke twee dagen komen er in Amerika evenveel mensen om bij auto-ongelukken als jaarlijks met die vliegtuigen waar u zo bang in bent. Waarschijnlijk heeft u er nooit bij stil gestaan, maar uiteindelijk zult u ergens aan moeten sterven. Weet u wel hoe de kans dat u aan kanker of een hart- of vaatprobleem doodgaat zich verhoudt tot de mogelijkheid van omkomen in een vliegtuigcrash? Dat zal ik u dan zeggen. Voor elke persoon die in een vliegtuigongeluk omkomt staan vijftienhonderd mensen die zo in bed overlijden.”

Niet alle RET-therapeuten reageren even gelijkmoedig op: “Ja maar dokter, ziet u, ik ben zo bang dat ik die ene zal zijn.”