
hein - door peter bügel
In 1851 had een gezonde vijfenzestigjarige man gemiddeld nog tien jaar te leven. Tegenwoordig bedraagt die verwachting twaalf jaar. We danken deze wat tegenvallende winst aan de medische technologie, die in sommige gevallen iets kan doen aan ouderdomskwalen.
De bioloog Wilfred Kruit beschrijft in zijn boek: Leeftijd, dat het genetische programma van het menselijk lichaam erop berekend is vijfenveertig jaar mee te gaan. Omstreeks die leeftijd verliezen vrouwen hun vruchtbaarheid en is de thymus, die tijdens de puberteit zijn grootste omvang had, vrijwel geheel verdwenen. De thymus is nodig voor het afweersysteem, dat daarom na het vijfenveertigste achteruit gaat. Verder wordt het omstreeks die leeftijd tijd voor een leesbril. In een primitieve samenleving waarin het belangrijk is pijlpunten te vervaardigen een belangrijke handicap.
Allerlei spieren worden vervangen door vetweefsel, de hippocampus, het breingedeelte dat belangrijk is bij het geheugen, neemt iedere tien jaar vijf procent in omvang af en het gebit wordt ook al niet beter. Opgegraven botten uit de periode van de steentijd tot de middeleeuwen laten zien dat de mensen in die tijden inderdaad gewoonlijk niet ouder werden dan vijfenveertig. Doordat wij in ons beschermde deel van de wereld een soort leefwijze geschapen hebben die omschreven kan worden als gedomesticeerd, worden we net als huisdieren veel ouder dan soortgenoten in het wild.
Wanneer je de sterftecurve in ons deel van de wereld vergelijkt met die van een eeuw geleden, valt op dat toentertijd vlak na de geboorte een enorme piek optrad. Veel borelingen lieten het leven door infectieziekten. Een tweede piek ontstond na het spenen, wanneer in plaats van moedermelk onveilig voedsel genuttigd moest worden. Daarna daalde de curve geleidelijk. Deze vroege sterfte is nagenoeg verdwenen. De maximale leeftijd is echter nauwelijks toegenomen. Om die reden is de propaganda voor gezonde levensgewoonten van geen waarde. Men heeft uitgerekend dat zelfs wanneer door gezond leven en ondenkbare medische vooruitgang de belangrijkste moderne killers uitgebannen zouden worden als doodsoorzaak van bejaarden, de winst in levensduur slechts enkele jaren zou bedragen.
Dit geringe effect wordt veroorzaakt doordat al die ziekten het gevolg zijn van slijtageprocessen, die het hele lichaam raken. Als men de ene doodsoorzaak wegneemt, zal korte tijd later een ander systeem er de brui aan geven. De maximale levensduur wordt bepaald door de zogenaamde limiet van Hayflick. Die ontdekte in de zestiger jaren dat het aantal malen dat cellen zich deelden in een voedingsmedium beperkt was en afhankelijk van de maximale levensduur van het dier waarvan ze afkomstig waren. Een vlieg is stokoud als hij veertig dagen geleefd heeft, een muis na drie jaar, een paard na veertig jaar, een mens na honderd jaar en een reuzeschildpad na honderdvijftig jaar. Als cellen uit deze verschillende diersoorten worden voortgekweekt, vertonen ze Hayflicklimieten die hoger zijn naarmate de maximum levensduur van de soort hoger is.
Bij zoogdieren ligt het aantal hartslagen en ademhalingen per leven ongeveer vast. Zowel een olifanten- als een muizenhart klopt tijdens hun bestaan gemiddeld zo’n 950 miljoen maal. De muis met zijn hartslagfrequentie van 600 per minuut is daar in drie jaar mee klaar. De olifant doet er gewoonlijk zo’n zestig jaar over. Het aantal ademhalingen daarbij bedraagt voor alle zoogdieren ongeveer 300 miljoen.Misschien gaat de tijd voor een muis langzamer dan voor een olifant. Bekend is dat voor kleine kinderen de tijd trager lijkt te gaan dan voor ouderen. Maar snel of langzaam, het refrein is Hein.