rouw - door peter bügel
Volgens een populair geloof is het ongezond verdriet op te potten. Wanneer iemand een ernstig verlies heeft geleden is het goed daarover te praten. Een stukje professionele rouwbegeleiding is onmisbaar. Deze denkbeelden zijn terug te voeren op Freud. Hij verzon een model van de menselijke geest dat was gebaseerd op het indrukwekkendste apparaat van die tijd, de stoommachine. De menselijke psyche was als een vat vol stoom waaronder een vuurtje brandde. Er waren uitlaatkleppen en veiligheidsventielen nodig anders klapte de boel uit elkaar. Alle emotie moest geuit worden anders liep de gezondheid ernstige schade op. Bij het eerdere model van de mens, de klok, was dat nog niet zo. Je kon opgewonden zijn, of van slag, maar ontploffingsgevaar was er niet. Latere modellen, zoals de radio en de computer kenden dit gevaar ook niet. Als je maar op de goede golflengte zat en je harde schijf voldoende ruimte had, kwam je er wel.
Freud’s theorieën waren niet gebaseerd op empirisch onderzoek. Nu dat wel gebeurt blijft er weinig van zijn bedenksels heel. Van professionele rouwbegeleiding staat inmiddels vast dat die averechts werkt. De Amerikaanse psycholoog George Bonanno van de Columbia University schreef een overzichtsartikel over een groot aantal gepubliceerde onderzoeken naar de effectiviteit van rouwbegeleiding. In dit artikel, in het tijdschrift Applied and Preventative Psychology, concludeerde hij dat er geen positief effect optrad, terwijl een derde van de mensen er ongelukkiger van werd. Door steeds over het verlies te praten duurde de rouwperiode langer.
Na de dood van de partner is een depressieve periode gewoon. Deze duurt gewoonlijk één tot drie jaar. Professionele begeleiding heeft daar geen positief effect op.
Opvallend was dat in ongeveer de helft van de gevallen de achtergeblevene geen enkel uiterlijk teken van verdriet toonde. Door de omgeving wordt zo’n houding vaak veroordeeld. De persoon in kwestie wordt als liefdeloos in de hoek gezet. Ook dokters en psychologen achten een dergelijke houding disfunctioneel. Door het verdriet niet te uiten zou het niet ‘verwerkt’ kunnen worden. Dit blijkt in de praktijk precies andersom te zijn. Hoe minder mensen bezig zijn met hun verdriet, hoe sneller ze er over heen zijn. Bovendien hebben de binnenvetters minder gezondheidsproblemen.
Een ander onderzoek door de Duitse onderzoekers Margaret en Wolfgang Stroebe bevestigt deze bevindingen. In een recente uitgave van de Journal of Consulting and Clinical Psychology schrijven zij dat weduwen en weduwnaars die hun gevoelens steeds bespraken en opschreven er slechter aan toe waren dan anderen die het verdriet niet bespraken. Om te voorspellen hoe snel iemand over zijn verdriet heen zou zijn kon beter een “identiteits continuïteit” bepaald worden. Hiermee werd het vermogen bedoeld door te gaan met het leven ondanks het overweldigende verlies.
Deze bevindingen staan niet op zichzelf. Bij veel vormen van psychotherapie, waarbij praten over problemen heilzaam geacht wordt, treden vergelijkbare effecten op. Door deze activiteiten gaan de problemen een eigen leven leiden, worden verwoord en gedefinieerd. Hierdoor wordt het steeds moeilijker er afstand van te nemen. Langzamerhand begint duidelijk te worden dat zulke bezigheden niet alleen nutteloos zijn, maar zelfs schadelijk.
De divan van Freud was goed voor de stoommachinemens. Daar kon de opgestookte geest de uitlaatkleppen openen en stoom afblazen. Wij zijn inmiddels gemodelleerd naar de computer en kunnen beter ons verdriet trachten te deleten en overschakelen naar een ander programma.