De wetenschap schrijdt voort. Tenminste wanneer je de mogelijkheden van je mobieltje als maat neemt. Op andere terreinen wil het niet zo vlotten.

Zo wordt voor de energiewinning vooral ingezet op technologie uit de zeventiende eeuw. Op veel elementaire terreinen is er geen sprake van consensus. Zo is er bijvoorbeeld onenigheid over de oorsprong van het heelal. Door het Dopplereffect hebben sterren die van ons wegvliegen een bepaalde kleurverschuiving waardoor je hun snelheid kan berekenen. Als je dan ook nog de afstand weet waarop ze zich bevinden kun je calculeren wanneer de Big Bang plaatsgegrepen zou moeten hebben. Een andere manier om de ouderdom van het universum te bepalen gaat uit van de levensfasen van sterren. Een probleempje is nu dat er sterren lijken te zijn die zo oud zijn dat ze al ver voor de Big Bang hebben moeten bestaan. Misschien zijn er meerdere Big Bangs geweest.

Ook bij het kleine deeltjes onderzoek is niet alles pais en vree. De werkelijkheid van de wiskunde staat daar in hoger aanzien dan de experimentele werkelijkheid. Wanneer de deeltjes waarvan het bestaan wiskundig is aangetoond in de geweldige ondergrondse deeltjesracebanen niet opdoken moesten er maar grotere racebanen gebouwd worden.

Over het ontstaan van het leven op aarde is ook onenigheid. De periode waarin, wordt gewoonlijk verondersteld in de tijd na het grote interstellaire bombardement dat zulke fantastische inslagkraters op de maan heeft achtergelaten. Dat is geruime tijd geleden en wat er daarna gebeurd is weet niemand. Sommigen denken dat het leven is komen aanwaaien met meteorieten uit andere delen van het heelal, maar dat verschuift het probleem slechts. In het laboratorium is in iedere geval niemand er nog in geslaagd iets levends te maken van iets doods.

Eigenlijk zijn over alle belangrijke vragen controversen. Controversen over de oorsprong van het heelal, controversen over de oorsprong van het leven, controversen over de oorsprong van de mens, over de werking van het brein, over de werking van het geheugen en de aard van het bewustzijn.

Sommigen zien de toekomst van de wetenschap desondanks optimistisch in. Ze denken dat we steeds gezonder zullen worden, steeds meer aan de weet zullen komen en tenslotte tot steeds grotere wijsheid zouden geraken.

Het doet denken aan een flauw grapje uit de tijd van de koude oorlog. Chroestjow bezocht een landbouwcommune. Hij hield een toespraak. Aan de horizon zo oreerde hij, zag hij een welvarend land met voedsel voor iedereen en duizenden welvarende landbouwcommunes. Naderhand vroeg een toehoorder hem wat hij bedoelde met de term ‘horizon’. “Maar dat weet toch iedereen, kameraad, de horizon dat is die lijn in de verte die we nooit kunnen bereiken”.

De moderne wetenschap is optimistisch van start gegaan met belangwekkende vragen als: ‘wie zijn wij’, ‘waar komen we vandaan’ en ‘waarheen gaan wij’. Een eenvoudige ziel zou de wetenschap kunnen zien als een reis naar een stad waar de antwoorden op deze vragen voor het oprapen liggen. De reis duurt nu al enkele eeuwen en zeer duidelijk is dat we er nog lang niet zijn. Dit geeft natuurlijk cognitieve dissonantie. Al die tijd, al dat ploeteren, al dat geld dat zeker menslievender bestemmingen had kunnen hebben, is dat het allemaal wel waard? De stad lijkt nog even ver als in 1700.

Als oplossing van de dissonantie wordt tegenwoordig wel gesteld dat de stad helemaal niet bestaat. De weg zelf is het doel, ze toont ons tenslotte fascinerende vergezichten. De veronderstelling dat er antwoorden zijn op de oorspronkelijke vragen is naief en hoort thuis op het terrein van godsdienst of andere sprookjes.

De meer voor de hand liggende verklaring wordt minder gehoord. Misschien is de wetenschap wel verdwaald.