genot - door peter bügel
Kerst en oud en nieuw zijn voor veel mensen heel gezond. Met name voor lieden die deze dagen al etend en slempend in familie- of vriendenkring hebben doorgebracht. Schuldgevoel over schade die de overdoses voedsel en drank zouden hebben aangericht is niet op zijn plaats. Sociale contacten zijn namelijk veel belangrijker voor de levensverwachting dan het dieet.
Een grappig voorbeeld daarvan is Japan. Het is wellicht het meest geïndustrialiseerde land ter wereld. Gigantische steden, een krankzinnig levensritme, veel roken en drinken, een zesdaagse werkweek, risicofactoren kortom te over. Men zou verwachten dat Japanners voortijdig voor de bijl gaan. Merkwaardig genoeg behoren ze tot de volkeren met de hoogste levensverwachting. Biologisch georienteerde onderzoekers meenden dat dit wel in de genen moest zitten. Japanners zijn gewoon een gezond ras.
Dat gaat niet op. Naar de Verenigde Staten geëmigreerde Japanners blijken na enige tijd even vatbaar voor kanker en hartinfarcten als gewone Amerikanen. Het lag voor de hand dan toch maar weer de eetgewoonten de schuld te geven. Een onderzoek van de Amerikaanse psychologen Marmot en Syme liet zien dat ook deze verklaring niet op ging.
Bij dit onderzoek onder 17 000 Japanners in de Verenigde Staten bleek dat immigranten die hun culturele wortels bleven koesteren, dat wil zeggen onder elkaar Japans spreken, vooral met andere Japanse Amerikanen omgaan en traditionele gezins- en familieverhoudingen in stand houden, veel minder door deze welvaartsziekten getroffen werden dan geassimileerde Japanners. Erfelijke factoren, welstandsniveau, eet- en bewegingsgewoontes hadden nauwelijks invloed.
In de Japanse samenleving zijn sociale relaties en sociale steun uiterst belangrijk. Het is zelfs zo dat een Japanner zichzelf niet zozeer als een losstaand individu beschouwt, maar in de eerste plaats als lid van een gemeenschap. Meestal brengt hij zijn hele leven door binnen dezelfde groep.
Een andere psycholoog, James House, onderzocht hoe dit zat bij gewone Amerikanen. Hij volgde een groep van 2700 mensen tien jaar. In uitgebreide interviews ging hij na hoe het stond met de sociale relaties van deze mensen. Hoeveel vrienden ze hadden, hoe goed de relatie met de partner was, welke verenigingslidmaatschappen er waren, alles werd minitieus uitgepluisd.
Aan het einde van de tienjarige periode bleek dat het sterftecijfer onder de meer eenzame mensen ruim vier maal zo hoog was als onder degenen met veel sociale contacten. Opvallend was dat ook dat dit verschil niet verklaard kon worden door verschillen in leeftijd, geslacht of gezondheidstoestand bij het begin van het onderzoek.
Waarom sociale contacten de gezondheid bevorderen is niet geheel duidelijk. Gedacht kan worden aan het gegeven dat piekeren een bezigheid is die vooral alleen tot bloei komt en dan kan leiden tot een depressie. Depressies zijn een belangrijke voedingsbodem voor allerlei levensbedreigende aandoeningen.
Ook de heilzame werking van lichamelijk contact mag niet verwaarloosd worden: babys sterven zelfs zonder. Het nastreven van een gezellig leven vanwege de gunstige effecten voor de gezondheid is natuurlijk net zoiets als het drinken van rode wijn, alleen omdat dat goed is voor hart en vaten. De ontdekking dat een actief sociaal leven de aanmaak van beta-endorfines bevordert geeft in dit verband te denken.
De wel zeer oncalvinistische conclusie die zich zo opdringt moet luiden: niets is zo gezond als genieten.