skepsisgen - door peter bügel
Alles is erfelijk. Tot die even simpele als foute conclusie komt de ijverige krantenlezer tegenwoordig al gauw. Krantekoppen hebben de afgelopen jaren gemeld dat er genen gevonden zijn voor onder andere schizofrenie, alcoholisme, manische depressiviteit, dikheid, borstkanker, homoseksualiteit, agressiviteit, intelligentie, verlegenheid, vraatzucht, echtscheiding, conservatieve politieke overtuigingen, televisie kijken en bangheid.
Onderzoek dat vraagtekens bij deze bevindingen plaatst komt meestal niet prominent in de krant. Toch is elke bovenstaande claim, met uitzondering van het borstkankergen weerlegd. In alle omstandigheden is aangetoond dat omgevingsfactoren minstens zo’n belangrijke rol spelen bij het ontstaan van genoemde problemen als een boos gen. Ook epidemiologische gegevens maken vaak duidelijk dat een genetische oorzaak onzin is.
Zo’n vijftig jaar geleden leed één procent van de Amerikanen aan een depressie. Gemiddeld waren de lijders 75 jaar. In de zestiger jaren was de gemiddelde leeftijd voor een eerste depressie 32 en op dit moment 19. Dat is genetisch moeilijk te verklaren. Zowel bij schizofrenie als bij alcoholisme komt het verantwoordelijk geachte gen ook veel voor bij mensen die daar geen last van hebben.
Dan het dikheidsgen. In 1995 vond Friedman een genetische afwijking bij muizen met overgewicht. Zeer recent bleek dat het injecteren van het eiwit dat dit gen aanmaakt bij muizen vermagering teweegbracht. De eetlust werd minder, het energieverbruik nam toe, het leek wel of de muizen speed gekregen hadden.
Toen zo’n gen ook bij dikkerds werd gevonden lag de conclusie voor de hand. Een klein probleem is dat een derde van de Amerikanen te dik is en het aantal vetzuchtige teenagers in de V.S. de laatste tien jaar ontstellend is toegenomen. Het “Center for Disease Control” wijt dit laatste niet aan genen maar aan gebrek aan beweging.
Het gendefect dat borstkanker veroorzaakt geeft 85 procent kans op de ziekte. Helaas is preventief afzetten van beide borsten de enige remedie. Negen van de tien vrouwen met borstkanker heeft overigens het gendefect niet.
Veel erfelijkheidsonderzoek gebeurt door eeneiige tweelingen te vergelijken met gewone tweelingen. Wanneer bepaalde eigenschappen veel vaker gedeeld worden door identieke tweelingen dan door de andere, acht men een erfelijke component waarschijnlijk.
Kritiek op deze manier van doen kwam van de Amerikaanse psychologe Sandra Scarr. Zij wees erop dat het uiterlijk van groot belang is. Kinderen die er gelijk uitzien worden ook gelijk behandeld door hun omgeving en ontwikkelen daardoor op elkaar gelijkende persoonlijkheden. Zo kon ze aantonen dat tweelingen die ten onrechte voor identiek gehouden werden veel meer karaktereigenschappen gemeen hadden dan tweelingen waarbij de leden uiterlijk niet op elkaar leken.
Het enthousiasme voor de genetische verklaring van allerhande menselijke eigenschappen is wonderlijk. Hoewel het plezierig kan zijn zelf niet verantwoordelijk te zijn voor dikte, alcoholisme, somberheid, agressie en conservisme, de andere kant van de medaille is nogal ongunstig. Wanneer alles aangeboren is kunnen activiteiten als opvoeding en scholing grotendeels vervallen. Passiviteit en fatalisme liggen dan voor de hand. Hoewel depressie niet erfelijk is leidt het geloof dat alles erfelijk is wel tot somberheid.
De psycholoog Martin Seligman meent dat “aangeleerde hulpeloosheid”, ofwel het geloof dat men geen invloed op het eigen leven kan uitoefenen, een belangrijke factor is bij het ontstaan van depressies. Geloof in eigen kracht daarentegen levert de belangrijkste bijdrage aan psychologische gezondheid. Skepsis bij al die genetische ontdekkingen is bevorderlijk voor de geestelijke volksgezondheid van iedereen.