Wat bezielt toeristen? Waarom staan Duitsers aan het begin van hun vakantie in een file van 150 kilometer voor de Deense grens en waarom is de rechter weghelft van de “Autoroute du soleil” geheel gevuld met Nederlandse auto’s die in slakkengang een caravan voorttrekken naar streken waar het nog warmer is dan de dertig graden thuis? Sinds 1970 houdt de antropologie zich met dit wonderbaarlijke fenomeen bezig.

Zoals elke tak van wetenschap worden ter verklaring denkbeelden gebruikt die in de eigen discipline ontwikkeld zijn. Een belangrijk concept is hier het ritueel, een volgens strakke procedure uitgevoerd gedragspatroon dat vaak religieuze betekenis heeft. In dit geval de “rites de passage”. De belangrijke antropoloog Arnold van Gennep schreef in 1909 het gelijknamige boek waarin hij liet zien dat in kleine gemeenschappen rituelen bestaan waarmee mensen van het ene naar het andere stadium geloodst worden.

Tijdens zo’n ritueel leren bijvoorbeeld de ouderen de jongeren in een bepaald stadium hoe ze zich in de volgende fase van hun leven hebben te gedragen. Van Gennep zag in deze gebeurtenissen steeds drie fasen: een rite van scheiding, gevolgd door een overgangsstaat die hij “liminal” noemde en die het beste vertaald kan worden als drempelfase en ten slotte een rite van wederopneming in de alledaagse sociale werkelijkheid.

In de liminale fase gelden de gewone sociale normen niet en mensen hebben de vrijheid zich te gedragen op manieren die strijdig zijn met de normale conventies. Allerlei festiviteiten als het carnaval of het Holi festival in India hebben ook liminale elementen. De overgang is hier tussen stadia van het religieuze jaar.

Ook aan de “rites de passage” zijn veelal godsdienstige zingevingen verbonden, zoals bij de doop of de besnijdenis, waardoor het kind na de geboorte toegang krijgt tot de gelovige gemeenschap. Men spreekt dan ook wel van “sacramenten”, waarbij het gehele gebeuren in het teken komt te staan van kontakt met het bovennatuurlijke.

Volgens de antropologen moeten we vakantie zo zien. Eerst een sociale en ruimtelijke verwijdering van huis en haard, verwanten en kennissen. De liminale situatie die zo bereikt wordt kenmerkt zich door de afwezigheid van alledaagse verantwoordelijkheden, andere kledij of zelfs afwezigheid daarvan en andere gedragsnormen. Tenslotte de thuiskomst waarbij de toerist een hogere sociale status dan voorheen geniet vanwege de prestige die verbonden is aan dure en verre reizen.

De motor achter het toerisme is nostalgie naar een verleden waarin het leven ingedeeld werd door zulke met godsdienstige zin omgeven “rites de passage”. Een typisch antropologische theorie. Volgens deze deskundigen zijn in onze moderne maatschappij alle zinvolle strukturen verbrijzeld en blijven de mensen verward achter. Antropologen spreken in dit geval over vervreemding.

De vervreemde moderne mens lijdt aan een gevoel van leegte, hij mist de al milennia vertrouwde rituelen die het leven zin en betekenis gaven. Al die automobilisten met hun caravans zijn eigenlijk op zoek naar betekenis. De antropoloog McCannel ging in 1976 nog een stapje verder. Toeristen zijn niet zozeer vervreemde mensen die een gemis ervaren maar het zijn pelgrims, die op hun heilige reis speuren naar een godsdienstige ervaring die hun gevoel van heimwee zal opheffen. De Costa Brava fungeert zo als Mekka en souvenirs als heilige relikwieën.

De moderne mens toont zich zo godsdienstiger dan de moslim, een reis naar Mekka hoeft per slot maar eens in een mensenleven.