“Here and now boys, here and now” is het eerste wat de hoofdpersoon van “Island” een papegaai hoort roepen wanneer hij bijkomt. In deze beroemde roman van Aldous Huxley, die hij in 1962 schreef, dertig jaar na het pessimistische “Brave New World”, leidt de hoofdpersoon schipbreuk op een ideaal eiland. Het kleine meisje dat hem vindt wil weten wat hem overkomen is. Hij wil dat niet vertellen omdat hij het te gruwelijk vindt voor kleine meisjes. Ze is daar zeer verbaasd over. Weet hij niet dat nare gebeurtenissen zich in de geest vastzetten wanneer ze niet opnieuw verteld worden? Onder haar therapeutische leiding beleeft hij alles opnieuw.

Een vroeg voorbeeld van de “debriefing” die de Nederlandse militairen zouden moeten ondergaan wanneer hun oorlogstoeristisch uitstapje naar Uruzgan wat al te realistisch is uitgevallen. De gedachte dat het herbeleven van traumatische gebeurtenissen therapeutisch werkt stamt uit de psychologie van de laatste eeuwwisseling en is nog steeds terug te vinden in allerlei psychotherapieën. Door zulke ervaringen ‘op te potten’ of ‘op te zouten’, blijft men ermee ‘in de maag zitten’.

Tot voor kort meenden de deskundigen zelfs dat een dergelijke grondhouding kon leiden tot maagzweren. Sinds ontdekt is dat een bepaalde bacterie de boosdoener is, hoort men niet zoveel meer van deze theorie. Zoals bekend verklaarden psychiaters de mens aan het begin van de vorige eeuw graag naar analogie van de stoommachine. Dankzij de wetenschappelijke vooruitgang heeft men nu veelal de computer als model voor ogen.

In een stoommachine moet de opgewekte stoomdruk een uitweg kan vinden, anders ontstaan er grote ongelukken. Wanneer door omstandigheden woede, verdriet, angst of afschuw gegenereerd zijn bij iemand, dan moet daarvoor een ‘uitlaatklep’ in werking treden. Dit kan door een herbeleving van de situatie waarbij de ontstane emoties ‘gelucht’ kunnen worden. Daarna is ‘de druk van de ketel’.

Deze hypotheses zijn zo in ons spraakgebruik verankerd geraakt dat het moeilijk is te bedenken dat het hier slechts aannames betreft, die bovendien nooit wetenschappelijk getoetst zijn. Het is zelfs waarschijnlijk dat het om onzin gaat. Zo zijn er grote persoonlijke verschillen in wat men na afloop van nare gebeurtenissen doet. Sommigen kunnen hun verhaal niet genoeg herhalen en blijven doorlopend geëmotioneerd, terwijl anderen zich liever op andere dingen richten en er verder het zwijgen toe doen.

Bij de treinkaping in Wijster was door de Groningse afdeling van psychiatrie van het academisch ziekenhuis een gymnastiekzaal ingericht met matrassen. Volgens de geleerden bleven kapingsslachtoffers na afloop van het trauma nog het liefst in de bekende groep bij elkaar. Daarnaast gaf zo’n opstelling de psychiaters de gelegenheid de trauma’s door middel van deskundige begeleiding uit de ziel te knijpen.

Toen de gegijzelden eindelijk vrij waren wilden zij allen zonder uitzondering slechts een ding: onmiddellijk naar huis. De matrassen konden weer opgeruimd worden. De betrokken psychiaters gingen nog net niet zo ver om de beoogde patienten voor hun bestwil een tweede keer in gijzeling te nemen op het ziekenhuisterrein, maar verklaarden wel om het luidst dat de gang van zaken onverantwoord was en later zeker tot posttraumatische stoornissen zou leiden.

Van die stoornissen is niets meer vernomen. Het opnieuw laten beleven van traumatische ervaringen is pijnlijk. Omdat over het nuttig effect niets vast staat roepen de propagandisten van deze methode het twijfelachtig vermoeden over zich af vooral door sadistische impulsen geleid te worden. Omdat de mens geen stoommachine is kunnen zulke impulsen het best ongeuit bestaan.