zeelucht - door peter bügel
De geneeskunde is sinds de tweede wereldoorlog eigenlijk een mislukte onderneming. Voor die oorlog overigens ook, hoewel daarvoor de antibiotica ontdekt zijn waardoor de belangrijkste infectieziekten bestreden konden worden. Het behandelen en knutselen heeft sindsdien een hoge vlucht genomen zonder dat dit leidde tot een toename van de aktiviteit waar de geneeskunde zijn naam aan dankt: het genezen.
Door de technologische ontwikkeling werd het wel steeds makkelijker ziektes te ontdekken. De diagnostische mogelijkheden namen toe zonder dat dit leidde tot een toename van het therapeutische arsenaal. Deze stand van zaken leidde er op haar beurt weer toe dat het accent van de geneeskunde verlegd werd naar de zogenaamde preventie van ziekte.
Voorkomen was immers beter dan genezen. Bij deze preventie moet merkwaardig genoeg niet in de eerste plaats gedacht worden aan het ijveren voor gezonde leefomstandigheden. De artsen in de vorige eeuw, die ook geen remedie hadden tegenover de belangrijkste doodsoorzaken van die tijd zijn hier met veel resultaat mee in de weer geweest.
In 1848 verleende de gemeente Amsterdam bijvoorbeeld aan de Amsterdamse arts Dr. Sarphati concessie tot het ophalen van “alle de haardasch, vuilnis, fecaliáen, rioolspecien en afval der vilderij.” Deze hygienische maatregelen werden genomen omdat men meende dat ziekten het gevolg waren van stank. Men noemt dit wel de fortuinlijke dwaling.
De maatregelen hadden een groot effect op de volksgezondheid en men gaat er gewoonlijk van uit dat onze optimistische levensverwachting te danken is aan dit soort maatregelen.Hoewel momenteel het milieu ook nog wel gezien wordt als bron van ziekte is het toch onwaarschijnlijk dat door maatregelen op dit terrein nog veel gezondheidswinst geboekt kan worden.
Voor de preventie werd een nieuw gebied gevonden: de risicofactoren. Volgens oud gebruik worden ziekten die men niet goed begrijpt ofwel geweten aan stress ofwel zogenaamd multicausaal begrepen. Zo dacht men vroeger dat de gevreesde scheurbuik door verschillende oorzaken tegelijkertijd ontstond, waaronder bedorven boter, seksuele losbandigheid in havens, roken en drinken en veel zeelucht.
Deze gewoonte bij onbegrepen oorzaken van ziekten als eerste naar het dieet te wijzen is nog steeds actueel. Ook de wijze van redeneren waarbij uit het feit dat bij meer van een omstandigheid meer ziekte voorkomt dan bij weinig, geconcludeerd moet worden dat er een oorzakelijk verband moet zijn is verrassend modern. Dat deze weg niet vanzelfsprekend leidt tot heil der mensheid toont het onderzoek naar risicofactoren voor hartziekten aan.
Op dit ogenblik zijn 350 risicofactoren ontdekt waaronder een gleufje in de oorlel, kaalhoofdigheid en appelvormige gestalte indien men een vrouw is. De grootste ellende valt echter te verwachten van een tak der geneeskunde die volstrekt iedere ambitie tot genezen verlaten heeft: de genetica. Het is nu al zo ver dat de geleerden uit dit veld zelf, zoals Hans Galjaard, beginnen te roepen dat deze tak van preventie straks vooral zal leiden tot de preventie van de mogelijkheid om levens- en ziekteverzekeringen af te sluiten, preventie van levensgeluk, preventie van het voortbestaan van volgens de genenkaart riskant geachte organen als borsten en eierstokken en natuurlijk de preventie van mensen zelf, waarbij het voorstelbaar is dat de mate van gewenstheid van het genetisch materiaal verschuift.
Op deze wijze komt een wereld in zicht waarin men precies kan zeggen hoe oud iemand zal worden en waar hij aan zal sterven. In het grootste deel zal dat overigens enkele maanden zijn, met als doodsoorzaak: ondervoeding.