dood spoor - door peter bügel
Toen de grote “Superconducting Super Collider” in Texas van het Amerikaanse congres niet afgebouwd mocht worden omdat men besefte dat al die miljarden tot geen enkel nieuw inzicht zouden leiden raakte de fysica gedemoraliseerd. Natuurkundigen zijn natuurlijk sowieso vreemd volk. Jarenlang roepen ze dat ze één theorie aan het vinden zijn die alles verklaart. Bedoeld wordt een wiskundige formule die gebruikt kan worden in theoretische modellen van aantrekking van kleine deeltjes, zwaartekracht en elektromagnetisme. Zo’n “Grand Unified Theory” zou alles verklaren.
Opvallend was de afdaling van onze natuurkundigen naar het kleine ter verklaring van het grote. Enigszins te vergelijken met de man die rondkruipt onder een lantaarnpaal en desgevraagd antwoordt dat hij zijn autosleuteltjes aan het zoeken is. “Heeft u ze daar dan verloren ? Nee, maar hier kan ik tenminste wat zien.” De leidende gedachte was dat het ingewikkelde verklaard kon worden uit het onbegrijpelijk kleine. Omdat dat niet onmiddellijk lukte, zocht men volgens het meer-van-hetzelfdemodel steeds verder.
Het had er de schijn van dat men het paargedrag van het wrattenzwijn trachtte te begrijpen door een klein gedeelte van het dier met een snelheid van drieduizend kilometer per seconde tegen een muur te jagen en de restanten in een nevelkamer rond te laten vliegen om te zien welke wiskundige formules voorspellend zouden kunnen zijn voor de partnerkeuze. Toen men begon in te zien dat voor de produktie van nog kleinere deeltjes een “Super Collider” van hier tot Jupiter nodig was begonnen geleerden en politici achter hun oor te krabben.
Inmiddels hebben we de CERNracebaan in Zwitserland, maar die wil maar steeds niet starten. Bovendien is er een nieuw paradigma. Helaas doet dit qua onzingehalte nauwelijks onder voor het net verlaten pad. Na de mislukte bestudering van de wetmatigheden van het kleine, staat nu de onvoorspelbare grilligheid van grotere processen in de belangstelling.
De chaos. Deze nieuwe tak van nutteloos hersenbreken heeft alleen tot ontwikkeling kunnen komen door computerspelletjes. Door sommige eenvoudige opdrachten raakt het elektronisch brein namelijk in ongerede waardoor allerlei zichzelf repeterende voorstellingen op het scherm getoond kunnen worden. Onmiddellijk kwamen nieuwe guru’s op die riepen dat hier de echte structuur van de werkelijkheid getoond werd.
Varens, sneeuwvlokken, kustlijnen, hartritme’s, beurskoersen en wat niet al leken sprekend op de voorgetoverde patronen. De problemen van de computer met het uitvoeren van niet geschikte bevelen kregen namen: fractals en boomstructuren, intermittenties en periodiciteit, gevouwen handdoek, diffeomorfisme of gladde spaghettiafbeeldingen. En ineens leek overal chaos te zijn.
Een opstijgende rooksliert van een sigaret bleek uiteen te vallen in wilde wervelingen, een druppelende kraan vertoonde na een regelmatig een wild patroon. Eigenlijk was de hele werkelijkheid chaotisch. Een storm in New York werd veroorzaakt door een vlinder in Peking en auto’s op de snelweg groepeerden zich volgens chaotische patronen.
Informatie-indigestie van computers werd ons voorgehouden als het verklarende principe van alles wat groeit en bloeit. Het adagium dat iets begrepen wordt zodra het voorspellingen toelaat is verlaten, zoals bijdetijdse beursspeculanten, die bij hun beleggingen van de chaostheorie uit zeiden te gaan tot hun schrik gevoeld hebben.
Natuurkundigen houden niet van het leven. Het is te ingewikkeld, het ligt niet onder de lantaarnpaal. Beter is het onbestaanbaar kleine deeltjes op elkaar te laten knallen of computers allerlei soorten chaos te laten simuleren. Wat een verspilling van geld en talent.