De planeet bestond voor een groot deel uit water en had een dampkring waarin onder andere zuurstof voorkwam. De belangrijkste bewoners van de planeet waren algen. Omdat de planeet eigenlijk te dicht bij een ster stond, was er steeds het gevaar dat de watermassa’s te warm zouden worden om leven voor de algen mogelijk te maken.

De algen maakten daarom wolken. Om dat te doen moesten ze uit het water opvliegen. Dat was vanwege de oppervlaktespanning moeilijk, maar wanneer het woei ontstond schuim, zodat loskomen van de oppervlakte wel mogelijk was. Omdat het echter vaak niet woei, en wolkvorming toch nodig was, maakten de algen hun eigen wind. Opgewarmd door de ster stootten ze het gas dimethyl sulfide uit. Bij dit proces ontstond warmte, zodat plaatselijke luchtdrukverschillen konden optreden, wat resulteerde in de zo gewenste wind.

Zo gelukte het de algen op te stijgen in de atmosfeer. Eenmaal in de lucht bleven ze het gas uitstoten. Ver boven de planeet oxideerde het door het licht van de ster in kleine partikeltjes waar omheen water condenseerde. Op die manier ontstonden wolken die de waterwereld effectief afschermden van te veel straling van de ster. De planeet kreeg door dit proces een opmerkelijk constante temperatuur.

Maar niet alleen algen profiteerden. De planeet werd verder nog bevolkt door allerhande micro-organismen die ook graag door de lucht reisden. Veel bacteriën en sporen van schimmels konden in de wolken worden gevonden. Om uit de hogere sferen terug te keren naar de planeet, maakten ze ijskristallen die door de zwaartekracht naar beneden vielen en onderweg smolten. Zo ontstonden boven zee en land regenbuien.

Onderzoekers van de algenwereld postuleerden de ‘levende planeet’-hypothese. De algen waren een middel van de planeet om condities te scheppen waardoor leven mogelijk bleef. Uiteraard werd dit model fel aangevochten door natuurkundigen die van mening waren dat Toeval het heelal regeerde. Wanneer op een planeet processen werden aangetroffen die voorwaarden voor leven schiepen, dan was dat door een proces van toevallige mutaties en natuurlijke selectie ontstaan.

Toch zette de algenplaneet veel geleerden aan het denken. Hoe zou een toevallige mutatie van algen hen ertoe hebben aangezet dimethyl sulfide uit te stoten? De organismen konden alleen in zee bestaan omdat ze dit deden. Bovendien maakten ze door deze eigenschap ook al het andere leven op de planeet mogelijk. De algenplaneet stelde geleerden kortom voor een raadsel.

Een raadsel dat nog interessanter is omdat wij op deze algenwereld leven. Bill Hamilton, een bioloog van de Universiteit van Oxford en Tim Lenton van de Universiteit van East Anglia publiceerden deze theorie in 1999 in het gezaghebbende tijdschrift Ethology, Ecology and Evolution. De algen, zo toonden zij aan, zijn er in geslaagd niet alleen op te stijgen van de oppervlakte van de zee, ook maken ze wolken, zodat ze beschermd blijven tegen de zonnestraling, ten slotte hebben ze een mechanisme om weer veilig naar de grond terug te keren. Door dit te doen blijft de temperatuur constant.

Niet alleen individuen, soorten en biosferen willen overleven. Meer en meer wordt duidelijk dat het leven zelf op deze planeet continu bezig is voorwaarden te scheppen waardoor het kan blijven voortbestaan. Vijftienhonderd jaar voor Christus meende men dat een mevrouw dit alles regelde.
Gaia, een rustige veerkrachtige godin die het leven op moeder aarde bestierde zonder zich ooit ergens druk over te maken.