Lang geleden mocht ik voorafgaand aan zijn lezing voor het Groningse Studium Generale met Bruno Comby eten. Het diner was bij iemand thuis gepland, gezien de dieetvoorkeur van onze spreker lag restaurantbezoek niet zo voor de hand. Een tafel waarop fruit vooral gecombineerd was met fruit grijnsde de gasten tegemoet. De voormalige atoomgeleerde uit Frankrijk had namelijk over gezond eten een eigen theorie bedacht.

De culturele ontwikkeling van de mens is volgens hem de laatste pakweg miljoen jaarzo snel gegaan dat gauw vergeten wordt dat we lichamelijk sinds die tijd helemaal niet geëvolueerd zijn. Ons genetisch materiaal is zelfs voor 99 procent gelijk aan dat van een chimpansee, om dus gezond te blijven moeten we hetzelfde dieet volgen als oermens of primaat. Het opvallendste aspect in dit paleolithische dieet is de afwezigheid van het fornuis. Tevens meende de Franse geleerde dat de oermens kruiden noch zout gebruikte om zijn maaltijden smakelijker te maken.

De oermens nuttigde alles rauw en volgens Comby was de oermens heel gezond. Voor zijn eiwitten at de oermens graag levende insecten en wormen. Comby had naar het etentje dan ook zijn eigen plastic bakje levende meelwormen meegebracht waaruit hij af en toe een hapje nam. Volgens eigen zeggen hadden de wormen een hazelnootachtig aroma. Later op de avond zou hij nog wat levende krekels vermalen.

Het wereldvoedselprobleem zou grotendeels opgelost kunnen worden wanneer derde werelders meer insekten gingen eten. Omdat ze daar alleen doen wat wij ze voorkauwen probeerde Comby nu eerst in het rijke westen een mentaliteitsverandering te bewerkstelligen door deze publieke consumpties. Dat het hier een volkomen natuurlijk patroon betrof kon ook geïllustreerd worden aan het gedrag van eenjarige kinderen in de tuin.

Ter demonstratie toonde hij het griezelende publiek enkele dias waarop te zien viel wat deze hummels deden met de wezentjes die ze daar onder de platte stenen konden vinden. Het is duidelijk dat we hier met een extreem voorbeeld van terug naar de natuur te maken hebben. Weliswaar weet elke toerist dat in beemd, veld en op het strand rondkruipende Fransen niet hun autosleuteltjes hebben laten vallen, maar de grond uitkammen op etenswaardigheden, rupsen en maden zoeken ze veelal niet. De stap van wijngaardslak naar mestkever is voor de meesten toch nog een stapje te ver.

Maar als het nu gezond is, voor je gezondheid heb je toch alles over ? Verhit vlees, of het nu gekookt, gebakken of gegrild is, bevat inderdaad kankerverwekkende stoffen. Maar datzelfde geldt helaas ook voor allerlei rauwe planten en paddestoelen. Noten, een belangrijk bestanddeel van het oermenu, zitten vol met het carcinogene aflatoxine, wortelen, bananen en sinaasappels zijn ook niet pluis.

Wanneer we Comby op zijn woord geloven, en de paleolithische mens inderdaad een voortreffelijke gezondheid genoot, dan moet de oorzaak daarvan waarschijnlijk vooral gezocht worden in de sabeltandtijgers die regelmatig het loopvermogen van de in hun territorium verblijvende oermensen uittestten, teneinde de subtop op gezonde wijze rauw en levend te verorberen.

De volgelingen van Comby, in Frankrijk “Instincto’s” genoemd, hebben dit buitengewoon natuurlijke principe voor gezondheid echter nog niet ingevoerd. “Survival of the fastest” geldt bij hen alleen nog maar voor de krekels, de vlinders en de mieren.