repelsteeltje - door peter bügel
Aan het begin van de negentiende eeuw verzamelden de taalgeleerde gebroeders Grimm Duitse sprookjes. Eén daarvan ging over een koningin die haar eerstgeboren kind onder dwang aan een kwaadaardig mannetje beloofd had. Wanneer hij het komt opeisen maakt ze zo’n trammelant dat hij haar drie dagen respijt geeft. Als ze in die tijd aan de weet komt hoe hij heet, mag ze het kind houden. Ze stuurt boden het land door om zoveel mogelijk namen te vergaren en één hoort bij toeval een raar mannetje bij een vuurtje zingen “niemand weet dat ik Repelsteeltje heet”.
De koningin noemt de naam en het mannetje is zo boos dat hij zichzelf in tweeën scheurt. In die vervlogen tijden waren mensen klaarblijkelijk nog zo bijgelovig dat ze dachten dat namen magische dingen waren waarmee je kwaad kon bestrijden door ze te noemen. Tegenwoordig weten we beter. Hoewel.
Uit onderzoek blijkt dat patienten die bij de dokter horen hoe hun kwaal heet, sneller beter worden dan mensen met dezelfde aandoening die van hun arts te horen hebben gekregen dat het niets ernstigs is, maar dat hij niet weet wat het is. Omdat Repelsteeltje in het Engels Rumpelstiltskin heet, spreekt men in de Engelstalige literatuur over het Rumpelstiltskin Principle.
Dit naamgevingsproces is een belangrijk en klaarblijkelijk werkzaam onderdeel van elke therapie. Voor de patiënt is het geruststellend dat iemand weet wat hij heeft, dat hij niet alleen met zijn ziekte is. Impliciet daarbij is de overtuiging dat zodra de naam bekend is er ook wel een manier zal zijn om beter te worden. Het is niet van belang of de naam juist is. Waar het om gaat is dat de naam geloofwaardig is, hij moet passen in het denkraam van de patiënt.
Een dokter in Nederland of Engeland kan bij een koortsige hoestende patiënt wegkomen met de diagnose: “kou gevat” en de therapie: verblijf in een verwarmde ruimte, is geloofwaardig. In Afrika zal zowel naamgeving als behandeling therapeutische uitwerking missen. De diagnose “vertoornde dode voorouder” zorgt daar weer voor opluchting. Een paar offers en de zieke voelt zich weldra stukken beter.
In wetenschappelijk opzicht zijn beide diagnoses en behandelingen even gruwelijk. Hoewel. Doordat mensen in verschillende culturen anders denken zijn de ziektes die ze hebben ook verschillend. De sprekendste voorbeelden hiervan vinden we in de psychiatrie. Zo zijn sommige Japanse en Chinese ziektebeelden niet in te delen in westerse classificatiesystemen.
Mannelijke Chinese psychiatrische patiënten lijden niet zelden aan de aandoening “Koro”. Het gaat hier om een heftige angst, gepaard met het geloof dat de penis zich langzaam in het lichaam terugtrekt en dat de dood in zal treden zodra dit proces voltooid is. De therapie bestaat uit activiteiten die het Yang versterken.
Ook het doel waarna men in psychotherapie streeft is niet overal hetzelfde. In Japan is het doel: respect en dankbaarheid jegens autoriteiten en verantwoordelijkheid jegens ondergeschikten. Volgens de vooraanstaande Indiase psychiater J.S. Neki streeft men aldaar “sahaja” na. Deze staat van geestelijke gezondheid kenmerkt zich door “een blijvend gevoel van verlichting waarin ervaringskennis minderwaardig wordt, het leven superieur is aan logica en tijdloosheid de plaats van de tijd inneemt.”
De Nederlandse Riaggklant zou door deze therapiedoelen met verbijstering geslagen zijn. Men kan zich afvragen of dokteren zonder grenzen wel zo’n goed idee is.