Eén van de meest frustrerende bezigheden is wetenschap bedrijven. De Oudtestamentische Prediker wist het al: “Ik heb ingezien dat ook dit najagen is van wind. Want in veel wijsheid ligt veel verdriet, en als iemand kennis vermeerdert, vermeerdert hij smart”.

Hoe meer je van de werkelijkheid begrijpt hoe groter het terrein wordt dat mysterieus is. Newton zei aan het eind van zijn leven dat hij niet meer gedaan had dan het bestuderen van een kiezelsteen op het strand van de eeuwigheid. Wanneer we ervan uitgaan dat wetenschappers gemotiveerd zijn steeds meer te begrijpen zal hun tragische lot duidelijk zijn. Hoe harder ze verklaringen trachten te vinden hoe meer de einder van het onbegrepene voor hun ogen wegtrekt.

Omdat niets menselijks wetenschappers vreemd is hebben ze soms de neiging tegen deze stand van zaken psychologische afweermechanismes in stelling te brengen. Eén zo’n mechanisme is ontkenning. “Uiteindelijk is alles eigenlijk heel eenvoudig”, heet het dan. Dit type geleerde heeft een fascinatie voor computers. De onontwarbare ingewikkeldheid van de dagelijkse realiteit schrikt hem af, bij de geborgenheid van de door hem zelf geprogrammeerde rekenmachine voelt hij zich veilig.

Zoals lieden die in hun medemens teleurgesteld zijn hun liefde verkwanselen aan een hond, die immers wel trouw is, zo doen deze vorsers alles met en in hun computer. Wanneer zo’n ontwikkeling doorzet treedt tenslotte een stadium op waarin gebeurtenissen op de beeldbuis voor werkelijker worden gehouden dan wat buiten gebeurt. Zo werden we enige tijd geleden verrast door een Utrechtse hooggeleerde die op grond van een computersimulatie had ontdekt dat al het gedrag van mannelijke chimpansees verklaard kon worden door slechts twee factoren: behoefte aan eten en behoefte aan neuken.

Zoals veel computerfreaks was de onderzoekster vergeten dat wat uit een computer komt een heel sterke relatie heeft met datgene wat erin gestopt wordt. In dit geval dus voer voor psychologen. Enige tijd geleden mochten diverse computeraars hun visie geven op het minst begrepen fenomeen in de biologie: het leven. De avond was een boeiende demonstratie van de manier waarop deze mensen denken.

Met een indrukwekkende hoeveelheid computertechnologie tracht men te bewijzen dat “alles eigenlijk heel eenvoudig is”. Het procedee daarvoor is niet ingewikkeld. Allereerst brengt men de natuur terug tot zo weinig mogelijk variabelen, liefst twee, bijvoorbeeld mutatie en overleving. Vervolgens wordt op een voor de leek volstrekt onbegrijpelijke wijze een computerspelletje gefabriceerd waarin deze twee factoren werkzaam zijn. Dat laat men enige tijd draaien. Wanneer nu verschijnselen optreden die met enige fantasie ook in de natuur kunnen worden teruggevonden, roept men triomfantelijk: “Zie je wel eigenlijk is het leven heel simpel”.

Het idee dat alles eigenlijk heel simpel is leidt nogal eens tot grootheidswaan. Men begint dan te roepen dat de blokjes op het scherm eigenlijk ook een vorm van leven zijn, geschapen door de geleerde zelf. In het laatste stadium van deze vorm van megalomania meent men niet zelden ook het menselijk bewustzijn te kunnen scheppen of zelfs verbeteren. Het menselijk bewustzijn is namelijk ook “eigenlijk heel simpel”. Als je maar genoeg chips aan elkaar soldeert ontstaat het vanzelf.

Het lijkt allemaal een beetje op het jongetje dat op de achterbank aan een stuurtje draait dat met een zuignap aan de leuning van de voorbankzit en al vroemend laat zien dat autorijden eigenlijk heel simpel is.