Wat drijft de Gezondheidsraad ? Zoals alle vragen naar motivatie vindt ook deze zijn grond in verbazing. Wanneer de mensen zich gewoon gedragen vraagt niemand naar de achterliggende drijfveren. Pas wanneer ze iets volstrekt onbegrijpelijks doen doemt deze vraag op.

De Gezondheidsraad adviseert de mensen deze zomer van elf tot drie uit de zon te blijven.”Nogal logisch” zouden sommigen kunnen menen, “dan schijnt de zon op zijn felst en daar krijg je kanker van.” Maar zo simpel zit de wereld niet in elkaar. Er is eigenlijk maar één onschuldige vorm van huidkanker waarbij zonlicht misschien een rol speelt. “Maar je weet maar nooit, met die gaten in de ozonlaag”, zou men kunnen tegenwerpen en dat is juist. De geleerden weten het nog steeds niet met de ozonlaag. Het enige wat vaststaat is dat men in badkostuum op de zuidpool een hogere dosis UVlicht kan opvangen.

Vandaar dus deze motivatievraag. Welke bezieling inspireert zo vlak voor de vakantie tot een advies waarbij bijvoorbeeld ouders hun kinderen overdag vier uur binnen moeten houden? Men zou kunnen denken dat de gezondheidsraad niet op de hoogte is van de stand van de wetenschap over de relatie tussen zonlicht en kanker. Dat lijkt onwaarschijnlijk omdat in de motivatie van het advies vooral gewezen wordt op het wazige begrip weerstand. De weerstand zou minder worden van zonlicht.

Wanneer uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek hadden uitgewezen dat kwaadaardige kanker het gevolg zou kunnen zijn van zonnebaden had dit plus uitroepteken boven het advies gestaan. Er is dus iets anders aan de hand. Omdat wij niet in het hart kunnen kijken van de gezondheidsraad moeten we ons behelpen met een beschouwing van hun bezigheden.

De psychiater Balint, die in de vijftiger jaren huisartsen leerde ook eens naar zichzelf te kijken, meende dat een belangrijke rem op het goed hulpverlenen van artsen was, dat ze veelal een wat hij noemde “apostolische inslag” hadden. In plaats van te genezen of te luisteren wilden ze eigenlijk prediken. Een goede preek bestaat uit drie delen. Eerst wordt de kudde vergast op het inzicht dat de mens van nature geneigd is tot het kwade. Door deze natuurlijke aandrift wordt het kwade niet zelden ervaren als het lekkere. Teneinde deze zondaar nu te behoeden voor zijn natuurlijke aandriften is het goed gebruik te wijzen op de noodlottige konsekwenties van het genieten van het lekkere.

Tenslotte wijst de apostolisch begeesterde prediker op het heil dat het vermijden van het lekkere later zal brengen.Omdat vroeger niet iedereen tijdens het leven de mogelijkheid had ervan te genieten werd het heil in de periode na de dood geprojekteerd. Ook de straf werd daar ingepland omdat iedereen kon zien dat deze bij leven nogal eens achterwege bleef.

Het hedendaagse medische apostolaat heeft heil en straf terug over de dood getild. Door zich over te geven aan het lekkere roept men als straf reeds tijdens het leven ernstige aandoeningen over zich af en door het afzien van genot ontvangt men later Gezondheid. Een hoge apostolaire instantie bepaalt de toptien van genietingen die meer of minder straf verdienen en vormen van versterving die tot het opperste heil van een gezonde oude dag mogen voeren. Het hele gebouw van ongezond en zonde, mitsgaders ziekte en straf was en is gegrondvest op een lemen fundering die zeer gemakkelijk door de stroom van de tijd ondergraven wordt.

Het prediken echter, dat is van alle tijden.