verborgen gedachten - de gastcolumn van peter bügel
In het midden van de negentiende eeuw hechtten filosofen veel waarde aan het onbewuste. Het idee dat het meeste denken zich in ons afspeelt zonder dat we daar weet van hebben was gemeengoed. De Engelse filosoof Sir William
Hamilton schreef in 1842 dat ons bewustzijn geconstrueerd wordt vanuit ons onbewuste. Hij vergeleek het met een fabriek waar gedachten, ervaringen en gedrag werden aangemaakt. Eigenlijk niet zo’n opmerkelijke gedachte.
Iedereen kent het verschijnsel dat een naam, die je uren tevergeefs hebt proberen te herinneren, later wanneer je aan iets anders denkt ineens opduikt. Ook het idee dat oplossingen voor problemen vaak verschijnen nadat er een nachtje
over geslapen is, is gemeengoed. Veel vaardigheden vereisen bovendien geen bewuste aandacht. Je kunt al lopend met iemand praten zonder dat je je passen oplettend controleert. Je kunt zo intensief over dingen nadenken, dat
je met de auto ineens thuis bent zonder dat je je de weg herinnert.
Aan het begin van de vorige eeuw maakte het onbewuste een glorietijd door. Volgens Freud zetelden in deze verborgen krochten allerlei verdrongen gedachten. Vaak van seksuele aard. Het onbewuste was bovendien een censor, die
verhinderde dat deze maatschappelijk onaanvaardbare gedachte-inhouden in het bewustzijn kwamen. Het onbewuste was een gevangenis.
Anders dan de naam psycho-analyse doet vermoeden hadden deze fantasieën van Freud geen wetenschappelijke onderbouwing. Het Behaviourisme, dat in een reactie op deze wilde theorieën door J.P.Watson in 1913 werd
gegrondvest, moest helemaal niets van het onbewuste hebben. Sterker nog, alle bewustzijnsverschijnselen werden in de wetenschappelijke ban gedaan. Psychologie mocht alleen over voor allen zichtbaar gedrag gaan. Alleen relaties tussen meetbare prikkels en kwantificeerbaar gedrag mochten becijferd worden, speculaties over de geest, laat staan
het onbewuste deel daarvan waren volstrekt taboe.
In 1950 begon de invloed van het Behaviourisme te tanen. De geest deed weer zijn intrede in het psychologisch domein, vooral gelegitimeerd door zijn metaforische broertje de computer. De eerste belangrijkste wetenschapper die er weer over begon was Noam Chomski. Hij wees erop dat het vermogen tot spreken en verstaan van zinnen, die iemand tevoren nog niet had gehoord, moest wijzen op een linguïstisch onbewuste. Alle talen hebben een basisgrammatica gemeen. Het opvallendste daarvan is dat de sprekers haar wel correct hanteren, maar zich er niet van bewust zijn.
Sindsdien is er veel onderzoek in dit opnieuw geopende gebied gedaan. Lawrence Weiskrantz deed onderzoek bij patiënten die door een hersenbeschadiging blind waren geworden. Hij toonde aan dat ze kleine lichtpuntjes die ze
niet konden zien wel konden aanwijzen, wanneer hen gevraagd werd een schatting te maken van hun positie. Sindsdien zijn van dit ‘blindzien’ veel voorbeelden gevonden. In een ander experiment werd gewerkt met patiënten die door hersenbeschadiging het vermogen hadden verloren bekende gezichten te herkennen. Deze mensen, die bijvoorbeeld door een beroerte getroffen waren, konden wel gewoon kijken en praten, maar waren niet in staat gezichten van bijvoorbeeld familieleden te onderscheiden van vreemde gelaten. Wanneer je zulke patiënten aansloot op
een leugendetector, die zweetreacties op de huid mat, dan bleek dat foto’s van geliefden wel degelijk lichamelijke reacties opriepen. De herkenning was onbewust. Ook met patiënten die lijden aan ernstige geheugenstoornissen zijn
veel gelijksoortige resultaten geboekt.
In juli publiceerden de Amsterdammers Jolij en Lamme in de Proceedings of the National Academy of Sciences een onderzoek op dit gebied. Zij maakten gebruik van een apparaat dat door middel van een elektromagnetisch veld proefpersonen even blind kon maken. Ze lieten ze dan smiley´s zien. Naderhand vroegen ze de proefpersonen, die
ervan overtuigd waren niets gezien te hebben, welke emoties te zien waren geweest. In zestig tot tachtig procent van de gevallen raadden ze dat goed. Even goed als wanneer het apparaat niet gebruikt werd en ze de smiley´s heel kort
echt konden zien. Wanneer ze zonder uitschakeling van het visuele centrum langer vertoond werden, nam het vermogen goed te gokken bij uitschakeling af. Onze onbewuste vermogens worden minder naarmate er meer bewuste
informatie beschikbaar is. Dat wil niet zeggen dat de bewuste route beter is. In het boek Blink van Malcolm Gladwell (in oktober komt de vertaling: Intuitie uit bij Contact) beschrijft de auteur een groot aantal onderzoeken waaruit blijkt dat mensen met heel weinig informatie snel juiste oordelen vellen. Zo bleek het dat mensen na het zien van een video van tien seconden van een gesprek van een arts met een patiënt, waar de aparte woorden uit waren weggefilterd, correct konden aangeven of deze arts veel of weinig klachten aan zijn broek had gekregen. Ook de beoordeling van de competentie van leraren na het zien van een zeer kort lesfragment bleek overeen te stemmen met de score van leerlingen na een jaar.
Vrij naar de nonsensdichter John O´Mill moeten we concluderen dat de mens vooral door gebrek aan vertrouwen in zijn instinct er vaak instinkt.