fortuin - door peter bügel
Xenophobie, de angst voor vreemden, bestaat in alle samenlevingen en alle tijden. Om bloedbaden te vermijden en toch wat uitwisseling tussen diverse stammen mogelijk te maken, ontstonden gastvrijheidsriten. Vreemden werden heilig verklaard, op voorwaarde dat ze weer weggingen.
Stammen hebben bestaan sinds de aarde bevolkt werd door mensen, de meeste naties nog maar zo’n tweehonderd jaar. Vaak zijn het bewust gecreëerde, kunstmatige eenheden die een ideologie en allerlei symbolen nodig hebben om in stand te blijven. Gewoonlijk is de mate van kunstmatigheid evenredig met de nationalistische hysterie.
De leeftijd van de staat is weer evenredig met de stabiliteit, zie de voormalige Sowjet Unie en Joegoslavië. Dit geldt niet voor emigratielanden als Amerika en Australië, waar men opnieuw kon beginnen na de oorspronkelijke bevolking grotendeels uitgeroeid te hebben.
Hoewel mensenmigraties van alle tijden zijn, was vooral in de vorige eeuw de mobiliteit norm groot. Tussen 1818 en 1921 emigreerden bijvoorbeeld 34 miljoen mensen uit Europa naar Amerika. Tijdens de eeuwwisseling berekende de Amerikaanse econoom Richmond Mayo Smith wat een en ander opbracht. Een volwassen slaaf, zo meldde hij, bracht vroeger op de markt zo’n duizend dollar op, er is dus geen reden de waarde van een immigrant voor het land lager in te schatten. Vooral volwassenen achtte hij extra voordelig omdat zij niet meer grootgebracht en geschoold behoefden te worden.
Lange tijd bestond in Europa vooral een angst voor emigratie. Vooral in de achttiende en negentiende eeuw werd bevolkingsgrootte in rechtstreeks verband gebracht met welvaart. Emigratie werd beschouwd als bloeden en men trachtte dit zoveel mogelijk te verbieden. In de achttiende en negentiende eeuw waren emigratiepogingen in Frankrijk en Engeland zeer strafbaar, net als korter geleden in communistische landen.
Of emigratie inderdaad tot armoede leidt is niet duidelijk. Ierland had in 1840 acht en half miljoen inwoners. De Engelse onderdrukking zorgde voor grote hongersnoden. In de tweede helft van de vorige eeuw emigreerde tweeënzeventig procent van de bevolking naar Amerika. Ierland is straks weer een van de armste landen van Europa.
Emigranten zijn nooit een dwarsdoorsnede van de bevolking. Mayo Smith schreef: “het is vooral de energieke, ambitieuze man die de gok waagt in een ander land zijn fortuin te maken en de zwakken en zieken thuis achterlaat.” Ook tegenwoordig is deze brain drain nadelig voor landen als China en India, en heeft het bijgedragen aan de instorting van Oost Duitsland.
Het aantal dokters uit de derde wereld dat in Europa werkt is groter dan het aantal ontwikkelingswerkers in de derde wereld, waar een groot tekort aan artsen is. Hoe hoger opgeleid, hoe meer welkom vreemdelingen bij ons zijn.
Vreemdelingen zijn pas echt vreemd als ze arm zijn. Desondanks proberen deze mensen toch binnen te komen. Hierdoor is een grootschalige criminele mensensmokkel ontstaan die de slavenhandel in de schaduw stelt. De omvang ervan is niet precies bekend. In Amerika zouden zo’n tien miljoen illegale Mexicanen werken, in Italië een miljoen Afrikanen.
Desondanks is de omvang van de hedendaagse migratie veel kleiner dan in de voorgaande eeuw, wat verbazend is wanneer men de mondiale armoedeproblematiek in ogenschouw neemt. Het is niet ondenkbaar dat de echte volksverhuizingen nog moeten komen en we niet gered zullen worden door een Wilders die met zijn vingertje onze dijk dicht tracht te houden. Maar misschien zijn al die werkkrachten straks wel heel goed voor onze vergrijzende verzorgingsstaat.