
watertanden - door peter bügel
Veel dokters en verpleegkundigen denken dat pijn die verdwijnt na een nepmedicatie ingebeeld moet zijn. Om die reden worden placebo’s veelal verstrekt bij patienten waarvan men vindt dat ze zich aanstellen. De placebo wordt als straf toegepast. Wanneer na inname van een suikerpil de pijn verbetert voelt men zich gesterkt in het vooroordeel.
De werkelijkheid is precies andersom. Vooral pijn die veroorzaakt wordt door echte kwetsuren is gevoelig voor nepmedicatie. Postoperatieve wondpijn en pijnen bij botbreuken worden meer verlicht door injecties met water dan pijnen zonder een vindbare oorzaak. Hetzelfde geldt voor ziektes.
Vage klachten, waar de dokter geen oorzaak voor kan vinden verbeteren minder door placebowerking dan echte ziektes. Men zou kunnen denken dat dit in het voordeel is van kwakzalvers, die voor hun genezende werking immers geheel van dit effect afhankelijk zijn. Dat dit niet zo is kan verklaard worden dankzij de vader van de Russische psychologie: Pavlov.
Zoals bekend toonde de eerste Russische Nobelprijswinnaar aan dat honden reeds begonnen te watertanden van de etensbel, nog voordat ze eten konden zien of ruiken. In andere experimenten was het vertoon van een witte jas voldoende voor de speekselvloed. Deze vorm van leren wordt sindsdien conditionering genoemd. De bel heet dan geconditioneerde stimulus en de speekselafscheiding geconditioneerde respons.
Het interessante van deze vorm van leren is dat ze buiten het bewustzijn om werkt. Wanneer je maar vaak genoeg eenzelfde stimulus laat volgen door een onveranderlijke respons worden beiden geconditioneerd. Op dit eenvoudige fundament is naderhand het behaviourisme van Skinner gebouwd, waarin beweerd wordt dat al het menselijke gedrag aangeleerd wordt door beloning, hier reinforcement genoemd.
Ook voor het placebo-effect heeft deze denkrichting een verklaring. Wanneer het innemen van een bepaald soort pil steeds leidt tot verlichting van pijn zou je kunnen zeggen dat er naast de farmacologische werking een conditioneringsverband tussen beide ontstaat. Bij pijn zouden bijvoorbeeld sneller interne pijnstillers als endorfinen afgescheiden worden na het slikken van de geconditioneerde stimulus in de vorm van een pil. Bij een infectie zou het immuunsysteem eerder afweercellen gaan produceren na het innemen van een als zodanig herkenbaar antibioticum en een operatie zou het bedoelde effect mede ontlenen aan de herinnering aan eerdere succesvolle ingrepen.
Deze effecten worden inderdaad vaak waargenomen. Het lichaam gedraagt zich als de hond van Pavlov wanneer het de therapiebel hoort klingelen. Conditionering is krachtiger naarmate de geconditioneerde stimulus vaker is gevolgd door de geconditioneerde respons. Een krachtige conditionering generaliseert zich.
Dit betekent dat ook andere stimuli die steeds in de nabijheid van de geconditioneerde aangetroffen werden, ook de respons gaan opwekken. Zo gaan de honden al watertanden bij het zien van een witte jas, omdat de oppasser met de bel zo gekleed ging. Het bezoek aan de dokter kan zo op zich al genezend werken.
Uit het voorgaande volgt ook dat krachtige, werkzame medicamenten de grootste placebowerking vertonen. Bij het steeds alleen voorschrijven van placebo’s, bijvoorbeeld bij chronische aandoeningen, dooft het effect langzaam uit. De etensbel alleen is na een tijdje niet meer genoeg.
Helaas is ook dit effect onderhevig aan generalisering, zodat bij patienten ook andere wel doeltreffende medicamenten minder goed gaan werken. Het is duidelijk dat deze gegeneraliseerde uitdoving niet in het voordeel van de slechts op conditionering berustende alternatieve behandelmethodes werkt. Reden waarom homeopathen af en toe een hooggedoseerd bijnierschorshormoonpreparaat bij hun oneindige verdunsels geven. Dat pept de conditionering weer even op.