
stress - door peter bügel
De laatste tweeduizend jaar worden de oorzaken van ziekten door de geleerden steeds ergens anders gezocht. In ons deel van de wereld was God vroeger de belangrijkste oorzaak van ziekte. Deze hogere macht strafte de mens voor begane zonden. Bij ziekte was het de kunst te ontdekken voor welke zonden men moest boeten. Zogenoemde geestelijken waren hierbij behulpzaam. Zij wezen op diverse gewoontes, die weliswaar wijdverbreid waren maar niettemin in Gods ogen niet toegestaan, en derhalve oorzaak van de pest, de pokken, de tering, de klere, de tyfus en het water achter het hart.
Meer wetenschappelijk ingestelde lieden, als Thomas Sydenham en Robert Whytt in de achttiende eeuw, kregen geen gehoor en liepen niet zelden gevaar openbaar verbrand te worden wegens ketterse denkbeelden. Het heeft er de schijn van dat opvattingen over medische zaken onderhevig zijn aan mode. Hoewel de tijdgebonden opvattingen meestal onjuist waren, was er soms sprake van fortuinlijke dwalingen. Zo meende men dat malaria veroorzaakt werd door moerasdampen, reden waarom men soms moerassen dempte. Hierdoor verdwenen de malariamuggen. Wilgenbast was werkzaam tegen koorts omdat de boom graag met zijn voeten in het koude water stond.
De hygiënisten verbeterden in de vorige eeuw het riool in Amsterdam teneinde de stank te bestrijden die ze verantwoordelijk hielden voor de cholera. Aan het einde van de vorige eeuw ontdekte Pasteur de microscopische wezentjes die ziekten veroorzaakten en toen vlak voor de tweede wereldoorlog de penicilline ontdekt werd die deze diertjes doodde ontstond het geloof in magic bullets die de ziekte bestreden maar de drager onverlet lieten.
De vraag waarom de één wel ziek werd en de ander niet werd verklaard met een beroep op de weerstand die men zou hebben. In 1950 maakte Selye duidelijk dat deze weerstand onder andere afhankelijk was van de hoeveelheid stress die men in zijn leven ondervond. Holmes vervaardigde twintig jaar later een schaal waarmee men de hoeveelheid stress kon uitrekenen aan de hand van life events zoals echtscheiding en parkeerboetes en daarmee de kans op ziekte.
Sindsdien zien we dan ook allerlei dure stressmanagementcursussen voor managers op de markt verschijnen. In 1993 hebben de Engelse psychologen Shirley Reynolds en Rob Briner felle kritiek op deze voorstelling van zaken geuit. Stress is een verwarrend begrip zeiden zij, omdat het zowel gebruikt wordt om te beschrijven wat iemand doet, zoals lang werken of verantwoordelijk zijn voor veel geld, als voor hoe iemand zich voelt, bijvoorbeeld angstig of depressief. Op die manier is het verworden tot een soort rommelhokbegrip waar je niets aan hebt. Als iemand overwerkt is moet je naar de hoeveelheid en organisatie van het werk kijken. Wanneer iemand veel ziek is naar zijn eet- en drinkgewoontes.
Als je dat allemaal stress gaat noemen los je niets op. Het klassieke Whitehall-onderzoek waaruit bleek dat lagere ambtenaren hun werk stressvoller achtten en daardoor veel meer hartinfarcten kregen dan hogere die er meer invloed op konden uitoefenen doen ze af als rubbish. Lagere ambtenaren zijn armer, leven dus in slechtere omstandigheden en hebben ongezondere gewoontes. Overigens werd in het onderzoek voor deze omstandigheden gecorrigeerd en is sindsdien keer op keer aangetoond dat socio-economische klasse rechtstreeks verband houdt met ziekte en levensverwachting. Wel is het zo dat ook hier het gebruik van het begrip stress versluierend werkte. Stress raakt uit.
Wat zal de volgende mode worden ? Ik denk dat de genen op de nominatie voor de nieuwe boosdoeners staan. Geen God, dampen, beestjes of stress, maar de selfish gene.