Toen Darwin in 1833 zijn On the Origin of Species publiceerde barstte er een storm van publieke verontwaardiging los. Opvallend was dat de woede zich niet richtte op het idee van survival of the fittest maar alleen op de theorie van de gemeenschappelijke afstamming.

De theorie van survival of the fittest werd onmiddellijk omarmd als natuurwet. Het was ook een handzame theorie waarmee je van alles en nog wat kon rechtvaardigen. Zo kon je er het kapitalistische systeem mee goedpraten. John D. Rockefeller verkondigde luid dat “de groei van de onderneming niets meer is dan het overblijven van de geschiksten. Dat is gewoon het resultaat van een natuurwet, een goddelijke wet.”

De theorie kon echter ook tegen het kapitalisme gebruikt worden. Karl Marx schreef in 1861: “Darwins boek is erg belangrijk en het komt me goed uit dat hij de klassenstrijd in de geschiedenis steunt vanuit het gezichtspunt van de natuurwetenschap.”

Vervolgens kon Francis Galton er de eugenetica, het verbeteren van het menselijk ras door selectieve voortplanting, theoretisch mee onderbouwen en ten slotte kon Ernst Haeckel de theorie gebruiken om het Duitse racisme een schijn van wetenschappelijke geldigheid te geven. Zoals Shaw later opmerkte: “Darwin kwam toevallig in het straatje te pas van iedereen die ergens een appeltje te schillen had.”

Darwin meende dat soorten, waarvan er steeds nieuwe ontstonden, onderling strijd moesten leveren voor hun levensbehoeften en dat de minder geschikten voortdurend het loodje legden. Hoe logisch dit ook lijkt, in werkelijkheid gaat het zo niet.

Wanneer we een omgeving beschouwen waar soortvorming overvloedig is geweest, zoals het Amazonegebied, dan is het opvallende dat elke soort zijn eigen ecologische “niche” heeft. Er zijn geen twee soorten met hetzelfde voedselpakket. Ook het kapitalistische stelsel, waarvan Rockefeller meende dat het de geldigheid van het principe van het overblijven van de geschiktste in de strijd om het bestaan overvloedig aantoonde, doet dat bij nadere beschouwing geenszins.

De auto-industrie was bijvoorbeeld een geheel nieuwe tak van nijverheid, die niet alleen zijn eigen niche schiep, maar ook nieuwe niches creëerde voor de rubber

, staal, en de olie-industrie. Een nieuwe soort schept veelal nieuwe voorwaarden voor soortvorming in andere groepen. Nieuwe planten kunnen alleen benut worden door nieuwe aanpassingen onder de herbivoren, die op hun beurt alleen ten prooi vallen aan speciaal aangepaste carnivoren.

Concurrentie tussen twee insectensoorten die vechten om de nectar van een bloemsoort komt zeer zelden voor. Co-evolutie van een nieuw soort insect dat een nieuwe bloemsoort van stuifmeel voorziet is regel. Het ontstaan van een nieuwe soort is niet de oorzaak van het uitsterven van een oude.

Tegenwoordig beschouwt men in de biologie eerder natuurrampen en milieuveranderingen als oorzaak van uitsterven van soorten. Dat betekent dat het verloop van de evolutie op toeval berust. Zo’n 65 miljoen jaar geleden waren de dinosaurussen enthousiast aan het evolueren. Er kwamen steeds meer soorten, hun hersenpannen werden steeds groter. Plotseling waren ze allemaal verdwenen. In lagen jonger dan het krijt komt geen enkel dinosaurusfossiel meer voor.

Kleine zoogdiertjes nemen de fakkel over. Een theorie is dat een en ander veroorzaakt is door de botsing van de aarde met een omvangrijke komeet.Zonder die komeet zouden wij misschien allemaal twintig meter groot zijn en de Tyrannosaurus Rex beschouwen als een primitieve voorouder.