verdringing - door peter bügel
Nadat op 11 september 2003 de Twin Towers instortten, daalde een zwerm psychotherapeuten neer op de overlevenden. Volgens sommige schattingen waren er drie psychiaters per slachtoffer. Allemaal drongen ze erop aan dat de overlevenden zouden praten over hun belevenissen. In een recent artikel in de New York Times uit de psycholoog Richard Gere zich zeer kritisch over deze gang van zaken. Alle therapieën zijn gebaseerd op het idee dat het helend zou werken wanneer je traumatische ervaringen herbeleeft en er over praat. Uit onderzoek naar het succes van deze massale debriefing bleek echter dat veel mensen zich daardoor nog beroerder gingen voelen.
De gedachte dat expressie van emoties helend werkt is al heel oud. In de tweede eeuw na Christus bedacht Galenus dat ziekte veroorzaakt werd door een onbalans van de vier oersappen : bloed, gele gal, zwarte gal en slijm. Harmonie kon weer worden gevonden door het aftappen van lichaamssappen. Door zo´n expressie ontstond catharsis en daardoor gezondheid.
In de negentiende eeuw was het de leermeester van Freud, Martin Charcot, die onderwees dat hysterie veroorzaakt werd door verborgen traumatische gebeurtenissen in het leven van de getroffen vrouwen. Freud zelf geloofde enige tijd dat hysterie werd veroorzaakt door seksueel misbruik in de kindertijd. Later bleek dat de vrouwen hem bedenksels hadden verteld. Wel heeft Freud de gedachte populair gemaakt dat onbewuste kwetsuren in het licht van het bewustzijn moeten worden gebracht om te genezen. Het meest schadelijk was het zogeheten verdringen van vervelende zaken.
Momenteel hechten professionals en leken een onvoorwaardelijk geloof aan de noodzaak om heftige emoties te uiten. Ze moeten uit het systeem. Wanneer je je woede niet uit krijg je een maagzweer of erger. Nare gebeurtenissen moeten besproken worden. Het is verkeerd om zaken op te zouten of op te kroppen. Daarom is het heel goed met een psychotherapeut te spreken over je problemen.
De eerste psycholoog die hier in het openbaar aan twijfelde was H.J. Eysenck. Die publiceerde in 1952 een onderzoek waar uit bleek dat psychotherapie evenveel hielp als het verstrijken van de tijd. Recent onderzoek lijkt uit te wijzen dat verdringing beter helpt dan expressie van nare gevoelens. Drie onderzoekers van de universiteit van Tel Aviv bestudeerden slachtoffers van een hartinfarct. Het is bekend dat sommige mensen die een hartinfarct hebben doorgemaakt een posttraumatisch stress syndroom ontwikkelen. Ze blijven extreem angstig, lijden aan slapeloosheid en andere lichamelijke klachten. De onderzoekers vergeleken mensen die ontkenden angstig te zijn en er niet over wilden praten met patiënten die vrijelijk over hun gemoedstoestand van gedachten konden wisselen. In de eerste week na het infarct kregen de patiënten testen voorgelegd waaruit opgemaakt kon worden in hoeverre ze neigden naar ontkenning en vermijding van hun gevoelens. Zeven maanden later bleken van de ontkenners 7 procent een posttraumatisch stresssyndroom te hebben tegen 19 procent van de spraakzame groep.
De Amerikaanse psycholoog George Bonanna van de universiteit van Columbia doet al tien jaar onderzoek naar dit verschijnsel. Om te zien of mensen verdringers zijn of niet laat hij hen vertellen over hun trauma terwijl hij hartslag, bloeddruk en zweet meet. Mensen met een duidelijke lichamelijke reactie die ontkennen dat ze er erg aan toe zijn definieert hij als verdringers. Het blijkt dat die er in vervolgonderzoeken beter aan toe zijn dan de mensen die klagen. Er is weinig over verdringers bekend omdat ze uiteraard de spreekkamers van zielkundigen niet frequenteren. Jammer, misschien kunnen we veel van hen leren.