de moraal van de reus - door peter bügel
In 1991, meer dan vijftien jaar later, schreef Robert Pirsig, auteur van “Zen and the Art of Motorcycle Maintenance” een tweede boek:”Lila an Inquiry into Morals.” Dezelfde hoofdpersoon, Phaedrus, heeft nu nog meer autobiografische eigenschappen gekregen, hij is namelijk beroemd geworden met een boek over kwaliteit. Met mensen omgaan is nog steeds niet zijn fort en dit zelfinzicht ontbeert hij nog steeds. Zijn vermogen tot filosoferen is niet veranderd.
Op een gegeven moment bevindt hij zich in New York en is gefascineerd door de mangatdeksels in de straten. Daaronder bevinden zich labyrinten met netwerken voor elektriciteit, telefoon, televisie, waterleiding, gasleidingen, riolering, metrotunnels en wat niet al. Bijna geen inwoner van de stad snapt wat van al die netwerken. Er moesten dus systemen bestaan om de mensen te vinden die reparaties aan al die dingen konden uitvoeren. Er moest een cohesieve kracht bestaan die dit alles organiseerde en samenbond.
De mensen in de stad waren eigenlijk te vergelijken met dieren op een boerderij. Misschien dachten de dieren wel dat de boer een soort bediende was voor de schoonmaak en het eten. Net zoals de mens dacht over de grote stad als zijn eigen goedaardige maaksel.
New York is echter bedacht noch georganiseerd door een groep mensen. Hetzelfde geldt voor landen en volken. Sociale instituties als steden en volken verslinden mensen zoals de boer de dieren op zijn boerderij. Om deze vreemde stand van zaken te verklaren bedenken mensen vaak samenzweringstheorieën. De neiging van grote sociale instituties de eigen leden op te eten wordt dan bijvoorbeeld geweten aan de kapitalisten, communisten, moslimfundamentalisten of joden. Dit misverstand ontstaat, zo beredeneert Pirsig omdat de mensen denken dat de evolutie gestopt is bij de mens.
Het doet hem denken aan twee rode bloedcellen die tegen elkaar zeggen,”zal er ooit een hogere vorm van evolutie ontstaan dan wij?” Het is even dwaas te denken dat steden of samenlevingen door menselijke lichamen gecreëerd zijn dan dat menselijke lichamen bedacht en vervaardigd zijn door cellen, of dat cellen gecreëerd zijn door eiwitten en DNA-moleculen of te denken dat deze de schepping zijn van anorganische atomen als koolstof. Zo doordenkend zou ieder individueel elektron de complete stad New York in zijn geheugen moeten hebben.
De evolutionaire kracht zit niet in de materie. Materie is een statisch patroon als stoffelijk overschot achtergelaten door de creatieve kracht. Een stad is ook zo’n patroon. Zoals de biologische kracht de anorganische materie gebruikt voor zijn eigen doeleinden, zo gebruikt een sociale kracht de biologische mens om een hogere evolutionaire vorm van organisatie te creëren. Deze hogere vorm noemt Pirsig de Reus. Zoals de boer varkens fokt om ze op te eten, zo houdt de Reus mensen om ze te verslinden. Het gebruikt de geaccumuleerde biologische energie om het eigen patroon in stand te houden.
Wanneer maatschappijen, culturen en steden niet meer gezien worden als uitvindingen van de mens, zo stelt Pirsig, worden oorlogen, genocide en allerlei walgelijke vormen van menselijke uitbuiting begrijpelijker. De mensheid is er niet op uit zichzelf te doden, het is de Reus die daar niet voor terugschrikt. De Reus heeft een andere moraal dan wij.