het stomen tijdperk - door peter bügel
Sinds er machines zijn hebben ze model gestaan voor de mens. In de zeventiende eeuw was de ingewikkeldste machine de klok. De metaforen voor de toestand van de mens werden aan dit apparaat ontleend zoal
s ik op deze plaats al eerder beschreef. Men kon ‘van slag zijn’, of ook ‘opgewonden’ raken.
Dat dit niet alleen beperkt bleef tot spraakgebruik blijkt uit de ontwikkeling van de psychologie vanaf de
voorlaatste eeuwwisseling tot nu. Aan het einde van de negentiende eeuw was de stoommachine de meest tot de verbeelding sprekende uitvinding. De stoomlocomotief maakte met zijn onvoorstelbare kracht snel reizen over grote afstanden mogelijk. Door een kolenvuur werd een verschrikkelijke stoomdruk opgebouwd, die gereguleerd moest worden met kleppen en ventielen omdat anders de boel zou ontploffen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Freud in die tijd de stoommachine als model nam voor zijn mensbeeld. De onder druk staande stoomketel noemde hij het Es, een vat vol energie en ongecontroleerde animale impulsen. Dit vat had veiligheidskleppen en ventielen nodig die gereguleerd werden door het Ego. Later verscheen er nog een machinist met richtlijnen: het superego.
Alhoewel sindsdien andere apparaten hun invloed hebben gehad is het stoommachinedenken nog steeds vast geworteld. Van de radio kennen we inmiddels weliswaar het ‘afstemmen
‘, en het ‘op dezelfde golflengte zitten’ en sinds het invoeren van de computer weten we nu dat de mens “eigenlijk” een informatieverwerkende machine is, maar desalniettemin denken we ten diepste te weten dat we allemaal stoommachines zijn.
Dit kan goed ge
ïllustreerd worden aan onze ideeën over emoties. Deze borrelen op uit de ketel en wanneer ze heftig zijn moet ‘de druk van de ketel gehaald worden.’ Dit kan bijvoorbeeld door ‘een uitlaatklep’ te zoeken. Men kan de emotie dan ‘ventileren.’ Nadat op deze wijze ‘stoom afgeblazen’ is treedt een toestand van ontspanning in. De hardnekkigheid van deze beeldspraak is opvallend omdat iedereen uit ervaring weet dat het zo niet werkt.
Neem bijvoorbeeld kwaadheid. Wanneer we het stoommachinemodel toepassen dan zou de beste manier om woede kwijt te raken een uitbarsting van kwaadheid zijn. Dit is niet het geval, het uiten van kwaadheid verhevigt de emotie alleen maar.
In experimenten is aangetoond dat kinderen onaangename agressieve wilden worden wanneer hen steeds wordt toegestaan hun boosheid te uiten. Kinderen in schoolklassen gaan na verloop van tijd vredelievender met elkaar om wanneer elke agressieve uiting bestraft wordt. Gebeurt dit niet dan ontstaat al vrij snel een jungle, zeer ten detrimente van de meer kwetsbare kinderen en leerkrachten.
Een hierop gelijkend misverstand is de gedachte dat een goede ruzie in een relatie de lucht zuivert. Ook hier weet menigeen uit ervaring dat de vork zo niet in de steel zit. Het uiten van woede tegen bijvoorbeeld een partner brengt de boze veelal in een gedachtenruimte waar nog veel meer ergernissen opgeslagen liggen. Het resultaat hiervan is dat de boze nog kwader wordt, terwijl de aangesprokene alle reden denkt te hebben gekwetst te zijn, een emotie, die ook in woede vertaald kan worden enzovoort. Wanneer dit escalerend proces voorlopig stopt door gebrek aan ammunitie, zijn beide partijen zowel boos als gekwetst. De lucht is allerminst opgeklaard, veeleer zou men kunnen zeggen dat donkere wolken zich samengepakt hebben en een volgende bui reeds in aantocht is.
Stoommachines zijn niet zo relationeel begaafd.