Globalisering en marktwerking hebben in de natuur dezelfde desastreuze uitwerking als in de menselijke samenleving. Wanneer alle bedrijven overal kunnen produceren en verkopen, dan gaan de meeste locale bedrijfjes kapot. Uiteindelijk drinkt iedereen overal ter wereld cola bij zijn hamburger.

De verspreiding van de mens over de wereld heeft dezelfde uitwerking op de natuurlijke diversiteit. Vaak wordt gedacht dat dit vooral komt door jagen en vernielen van de habitats van inheemse dieren door landbouw. Een grotere rol speelt echter de introductie van vreemde dieren. Geiten werden in Europa voor onschuldige gehouden. Voor eilandplanten, die vaak geen verweer tegen deze vraat hebben zijn ze dodelijk. Toen St. Helena in 1501 werd ontdekt was het geheel bedekt met oerbos. In 1913 introduceerde de Portugezen er wat geiten. Momenteel is het eiland kaal, op wat onbereikbare kloven en toppen na. Van de oorspronkelijke plantensoorten is de helft uitgestorven. Op Great Island bij Nieuw Zeeland vraten geiten van 1890 tot 1934 73 van de 143 plantensoorten op.

Konijnen en katten zijn ook berucht. In 1759 nam Thomas Austin 24 konijnen mee van Engeland naar Australië. Honderd jaar later waren dat er 700 miljoen. Een van de grootste rampen voor inheemse dieren ooit geboekstaafd. Op Nieuw Zeeland hielden de meegebrachte katten huis. Negentien vogelsoorten werden compleet uitgeroeid evenals enkele hagedissoorten. Op Stephen’s Island lukte het een solitaire kat die de vuurtorenwachter had meegenomen, de plaatselijke hagedissoort en het inheemse winterkoninkje geheel uit te moorden.

Maar zoogdiermigratie is niet eens het ergst. Het meeste effect hebben zaden van planten die door mensen expres of bij toeval verspreid zijn. De laatste paar duizend jaar hebben mensen hun meest succesvolle zaden overal mee naar toe genomen. Vaak waren die gemengd met al even levenskrachtige onkruiden. Als resultaat zien eilanden in dezelfde klimaatzone er overal op de wereld hetzelfde uit. Maar ook op grotere landmassa’s speelt deze verdringing een rol.

Van de 6500 plantensoorten die in Amerika dreigen uit te sterven komt meer dan de helft op het conto van vreemde indringers. Ook in zee speelt het verschijnsel. Tankers nemen op de terugweg vaak zeewater mee als ballast. Een recente studie naar dit water in de tanks van schepen die in Oregon aankwamen uit Japan, leverde 367 soorten uitheemse planten en dieren op.

Het beruchtste voorbeeld is de zebramossel, die momenteel in Noord Amerika voor een grote puinhoop zorgt. Zonder natuurlijke vijanden vermenigvuldigt dit weekdier zich zo snel, dat op dit moment de bodem van hele meren en rivieren met een mosseltapijt bedekt is. De kosten van het verwijderen van zebramossels uit waterleidingspijpen werden onlangs geschat op 4 miljard gulden per jaar. Wat nu in een geologische microseconde gebeurd is al eerder aan de hand geweest. 250 miljoen jaar geleden stierf 95

procent van alle planten en dieren uit.

Toen duurde het alleen tientallen miljoenen jaren. De continenten dreven aan het einde van het Perm tegen elkaar aan en vormden één landmassa: Pangea. Alle planten en dieren konden daardoor overal heen. Deze globalisering was fataal voor bijna alle soorten. Zelfs de beste overlevers, de insecten, moesten vele soorten inleveren. Alle slangen verdwenen, alle kleine omnivoren en grote herbivoren. Van de viervoeters bleef maar één soort in leven, een zoogdierachtig reptiel, de Lystrosaurus. Maar die zat dan ook overal.

Het lijkt erop of wij dit zelfde ecologische proces in duizend jaar kunnen repliceren. Onze verdere leefomgeving zal nog sneller worden geuniformiseerd. Dat moet in honderd jaar te doen zijn.

.