Beginjaren vijftig gingen mijn ouders met ons jaarlijks op vakantie in Oostenrijk. We logeerden dan bij boerenfamilies, die met een bed en ontbijt-arrangement een centje bij verdienden. Niet zelden trof men daar in de gang een indrukwekkende oorkonde achter glas. De vrouw de huizes werd daarop met veel grote woorden geprezen voor het aantal zonen dat zij gebaard had. Was ondertekend: A. Hitler.

Ook de huidige Oostenrijkse regering heeft voorstellen om met een selectieve kinderbijslag het aantal autochtone borelingen op te voeren. Vers bloed, nomen is omen, inzetbaar aan het front. In feite is er een sterke samenhang tussen het aantal jeugdige mannen in een populatie en de oorlogzuchtigheid van naties.

Wanneer politici of andere machthebbers waarschuwen voor de komende vergrijzing, bevangt mij dan ook altijd een lichte huiver. Een mis boek erover kwam in 2000 uit met de titel Gray Dawn. Waarschijnlijk een verwijzing naar Silent Spring, dat lang geleden voorspelde dat eerst de vogels en dan de mensen zouden uitsterven door het landbouwgif. Volgens de schrijver, de Amerikaanse bankier Peter Peterson, zullen de westerse machten op de fles geraken door het toenemende aantal ouderen.

Het begin van het boek zet gelijk de toon. “Als een zware ijsberg nadert de veroudering de rijkste economieën van de aarde. Onder de oppervlakte dreigen de wurgende kosten waarmee deze demografische verandering gepaard gaat.” Verderop in het boek maakt hij zich, zoals te verwachten, zorgen over het gebrek aan mannen in de soldatenleeftijd.

Welnu, de wereld zou een veel vredelievender plek zijn wanneer het aantal jongens in de soldatenleeftijd zo gering mogelijk zou worden. Niet alleen zouden er minder oorlogen en opstanden zijn, ook overig geweld en misdaad zouden vrijwel verdwijnen. Auto-ongelukken zouden verminderen en misschien zouden zelfs voetbalwedstrijden leuk worden om te bezoeken.

Volgens de demografen zal deze plezierige episode in 2040 zijn top bereiken. Daarna zal het aandeel van 65-plussers stationair blijven. Door op de fok van soldaten gerichte doemdenkers wordt gewoonlijk geroepen dat dit een onbetaalbare toestand is. Niets is echter minder waar.

Al die ouderen hebben enorme pensioenen bij elkaar gespaard. Nu eindelijk breekt een episode aan waarin ze tijd hebben dit geld uit te geven. Dat zal een enorme stimulans voor de economie betekenen. Maar, wordt dan geroepen, ze werken niet. Iemand moet toch de broodnodige arbeid verrichten. De onjuistheid van dit argument is zo doorzichtig dat het moeilijk is hier geen kwade wil te vermoeden.

De westerse mens heeft in zijn leven twee periodes waarin hij geen arbeid verricht. De eerste duurt gemiddeld zo’n 23 jaar. Van nul tot 23 jaar om precies te zijn. De laatste duurt bij mannen zo’n 12 jaar en bij vrouwen zo’n 17 jaar. De jaren na het 65e levensjaar. In de eerste periode doen ze niet alleen niets productiefs, ze hebben bovendien geen cent te makken. Dat is de laatste jaren wel anders, zoals we zagen.

Dan worden door de foklustigen gewoonlijk nog de kosten van de gezondheidszorg aangeroepen. Ook hier is echter helemaal niets aan de hand. Een recente empirische studie van de Wereldbank concludeert dat er geen verband is tussen demografische structuur en kosten van de gezondheidszorg.

Ouderen zijn niet duurder voor de zorg dan jongeren. Alleen het laatste half jaar wanneer met veel toeters en bellen hun einde wordt uitgesteld is prijzig. Het is, kortom, jammer dat er niet meer vergrijsd wordt in de wereld.