Op 20 mei van het jaar 325 kwamen in Nicea in Klein Azië vooraanstaande geleerden bijeen om over een onderwerp te vergaderen dat de gemoederen in die tijd heftig beroerde. De knellende vraag was hoeveel goden er eigenlijk waren. Wanneer de zoon en de heilige geest ook goddelijk van natuur waren zouden er drie goden zijn en dat was in strijd met de heilige boeken waarin god immers tot vervelens toe herhaalde dat hij de enige was. Na intensieve beraadslagingen geraakte men tot een consensus.

Er was één god, maar die bestond uit drie personen. De vader, de zoon en de heilige geest. Deze consensus heeft lang stand gehouden. Nog steeds wordt aan de goddelijkheid van de vader en de geest niet getwijfeld. Die van de zoon staat echter ernstig op de tocht. Theologen als Kuitert en De Heyer durven te beweren dat Jezus een mens was. Een bijzonder mens weliswaar, maar geen god.

In 2000 vond hierover wederom een conferentie plaats. Dit keer niet in Nicea maar in Lunteren. Vooraanstaande geleerden van de hervormde, de gereformeerde en de lutherse kerken trachtten daar tevergeefs tot een consensus te geraken. In de discussie zal niet gerefereerd zijn aan het werk van John Allegro.

Allegro was één van de taalkundigen die de fragmenten van de Dode Zee rollen ontcijferd hebben. In 1973 publiceerde hij het boek The Sacred Mushroom and the Cross. Hij toonde daarin aan dat Jezus Christus niet zozeer een mens of een god was geweest als wel een paddestoel.

De verhalen in het nieuwe testament waren mystificaties om te verbergen waar het echt om ging. De paddestoel had de macht mensen te doen geloven dat ze in de hemel waren en een glimp van god op te vangen. Toen de aanhangers van deze geheime club in het jaar 66 in opstand kwamen in Jeruzalem vernietigden de romeinen de stad en gingen de aanhangers ondergronds. De geheimen werden zo opgeschreven dat buitenstaanders er niets mee konden.

Het grootste geheim was de naam van de drug, de sleutel van de hemel, de heilige paddestoel. Het ging om de Amanita Muscaria, de vliegenzwam. Onder het rode witbespikkelde dak zit een sterk hallucinogeen vergif. Sjamanen over de gehele wereld maakten er gebruik van. In de oudheid was de paddestoel een mysterie. De afwezigheid van zaad en de snelle groei wekten verbazing.

Wanneer hij net boven de grond kwam zag hij er uit als een stijve penis. Deze werd geassocieerd met de vruchtbaarheidsgod. Daar kwam de benaming ‘zoon van god’ vandaan. De drug die eruit gewonnen kon worden was een pure vorm van gods eigen zaad. God zelf manifesteerde zich zo op aarde. God was vlees geworden om de mensen de weg tot zichzelf te tonen.

Het plukken van de paddestoel was dan ook een riskante zaak. Het uitspreken van de juiste bezweringen was van levensbelang. Eigenlijk zou er een boetedoening moeten zijn om je weer te verzoenen met god na zo’n zondige daad. De schade was echter zo groot dat alleen god zelf zo’n prijs van verlossing zou kunnen betalen. De woorden verzoening en verlossing gaan terug tot Sumerische teksten uit het vierde millennium voor Christus in verband met de paddestoel.

Hopelijk hebben de godgeleerden in Lunteren nog gelegenheid gehad wat in de bossen te wandelen. Ze zouden dan met eigen ogen gezien kunnen hebben dat Christus leeft.