De afgelopen vier jaar heb ik op deze plek geprobeerd van zoveel mogelijk algemeen aanvaarde wijsheden te laten zien dat die onzinnig zijn. Ik deed dat niet om mijn lezers tot denken aan te zetten. Niet voor niets heette mijn eerste bundeling Paroolcolumns ‘Niemand kan denken’.

Eén van de meest wonderlijke eigenschappen van de mens is namelijk zijn vermogen zichzelf in dit opzicht voor de gek te houden. Zo is het heel gewoon dat mensen zichzelf eigenschappen en capaciteiten toedichten, die ze in het geheel niet bezitten. Wanneer iemand de vaste overtuiging zou zijn toegedaan dat hij vloeiend Russisch sprak, terwijl hij uitsluitend de woorden ‘njet’, ‘da’ en ‘vodka’ machtig was, zou hij voor een pathologische fantast gehouden worden. Het vervelende is nu, dat behoudens een handjevol psychologen, die er voor doorgeleerd hebben, iedereen in die categorie valt.

Om te beginnen is vrijwel iedereen van mening dat hij over dingen kan nadenken, terwijl een eenvoudige proefneming aantoont dat dit niet zo is. Ga rustig zitten en bedenk wat je zou gaan doen wanneer je 10 miljoen gulden zou winnen. Je zult merken dat je gedachten al na een minuut afdwalen. En dat was dan ook nog bij een leuk onderwerp. Mensen kunnen niet nadenken. Van denken kom je vanzelf bij gedrag. Zegswijzen als ‘daar heb ik over nagedacht’ of ‘dat was een bewuste keuze van me’, zijn zonder meer misleidend.

In 1998 ging Professor Herman Kolk in zijn oratie in op deze misvattingen. Mensen kunnen niet alleen niet nadenken, zei hij, ze kunnen ook niet doen en beslissen op grond van bedoelingen, wensen en overtuigingen. Daar komt bij dat het bestaan van een continu ‘ik’ een illusie is. In ons brein huist een Poolse landdag waarin dan weer de één en dan weer de ander over het rumoer tracht heen te schreeuwen.

Waar mensen wel heel goed in zijn, is het verzinnen van interpretaties achteraf. Ze zijn er zo goed in, dat ze er zelfs zelf in geloven. Op waarom-vragen volgen gewoonlijk hele verzinsels. Sommige fantasten willen ons zelfs doen geloven dat hun gedrag tot stand kwam op grond van waarden en normen, die ze ‘principieel’ van belang achtten. Allemaal onzin. Waar het gedrag van de mens door bepaald wordt is raadselachtig. Zoals ik eerder schreef is op hersenscans al allerlei voorbereidende hersenactiviteit zichtbaar, voordat de proefpersoon zelf zich bewust is van een voorgenomen handeling.

Dit alles voert tot een laatste verzinsel: de zogenaamde zelfkennis. Door diep in zichzelf te schouwen, zo gaat deze fantasie, leert de wijze wie hij is. Merkwaardig, iedereen weet dat beschouwing van het innerlijk leven niet meer oplevert dan het bewustzijn van een tamelijk ongestructureerde stroom gewaarwordingen. Daar valt weinig zelfkennis uit te peuren.

In werkelijkheid leer je jezelf op dezelfde manier kennen als anderen. Door te kijken naar je eigen gedrag. Door oplettend te volgen hoe je handelt en reageert op situaties, leer je jezelf kennen. Om iets over jezelf te leren, moet je letten op wat je doet. Alleen gaan zitten nadenken over jezelf daarentegen leidt in het beste geval tot slaperigheid.

Ik hoop dat ik de mensen die dachten dat dit alleen voor hen gold, hiermee getroost heb. Ze kennen zichzelf beter dan mensen die zeggen diep over zichzelf te hebben nagedacht om vervolgens vooral bewuste keuzes te maken.