Onze belevenissen worden steeds meer bepaald door de wetenschap. De toegepaste wetenschap: de technologie. Zelfingenomen mannelijke babyboomers denken bijvoorbeeld dat zij in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw grote versierders waren. Een kort gesprek in een openbare gelegenheid was vaak voldoende om een dame in de ban te brengen van de aangeboden seksuele aantrekkelijkheid.

Het wakker worden in een vreemde omgeving was eerder regel dan uitzondering na een avondje stappen. Het scherpe kontrast met de vijftiger en beginnende jaren zestig had de babyboomer tot bescheidenheid moeten manen. Was hij ineens onweerstaanbaar geworden door zijn uitbundige hoofd- en gelaatsbeharing?

Waarschijnlijk niet. Het is niet ondenkbaar dat de intrede van de pil debet was aan al deze successen. De mannen bleven echter later, net als de bijgelovige duiven van Lorenz, alle handelingen herhalen waarvan zij dachten dat die tot neuken leidden. Zoals bekend pestte de etholoog Konrad Lorenz duiven door op onregelmatige tijden graankorrels machinaal aan te leveren. De duiven meenden dat hun gedrag op het moment van aanlevering oorzaak was van de traktatie.

Wanneer ze op dat moment op hun kop krabden, begonnen ze dat gedrag tot kaal wordens toe te herhalen in een poging een nieuwe voedering te veroorzaken. Het is denkbaar dat veel mannen tussen de vijftig en de zestig nog in de late jaren tachtig met dezelfde verwachting moeite bleven doen om een goed gesprek te beginnen en verwonderd waren over het uitblijven van de graankorrels.

Dit is nog een eenvoudig voorbeeld van de invloed van de technologie. Ingewikkelder ligt het in de wetenschap zelf. Iedereen weet dat wetenschap en computers onafscheidelijk zijn. Iets is wetenschappelijk wanneer het in een computer kan. De computer houdt van getallen, daarom is het zaak de werkelijkheid daartoe te reduceren.

Pythagoras gromt van genoegen in zijn graf. Om de werkelijkheid terug te brengen tot getallen zien we her en der het classificatiespook herrijzen. Ingewikkelde verschijnselen worden op maat gehakt om vervolgens gecodeerd te worden zodat de computer ermee kan rekenen. In zekere zin gaan we hiermee terug naar de achttiende eeuw toen Carolus Linnaeus niet alleen planten, maar ook ziekten indeelde, gedreven door de illusie dat ze daardoor begrijpelijk zouden worden.

Een tijdgenoot, Francois Boissier de Sauvages, classificeerde alle ziekten in 10 klassen, 295 geslachten en 2400 soorten. “Pijn” was de zevende klasse in zijn taxonomie. Het omvatte 33 geslachten, zoals pijn bij het slikken en pijn in de hartstreek, en de pijn bij het slikken werd dan verder onderverdeeld in 19 soorten.

Momenteel worden overal in Nederland kontakten van patiënten en dokters geregistreerd volgens zo’n classificatieschema. Wat zou hiervan het effect kunnen zijn op onze mistroostige babyboomer die nog steeds zonder succes goede gesprekken tracht te voeren? Niet onwaarschijnlijk is dat hij bij een bezoek aan zijn dokter wordt geclassificeerd als depressief en overspannen.

Dat zijn weliswaar twee codes, maar daar heeft de computer geen moeite mee. De GMD ook niet, en zo kan het gebeuren dat onze vriend door de technologie geconfronteerd wordt met een nieuw tijdperk in zijn leven. Hij mag intreden in wat resteert van de ziektewet, en angstig afwachten wat de nieuwflinkse politici van dit land verder met hem willen.

Een ding is echter zeker: hij zal ingedeeld worden in de klasse van niet-hardwerkende Nederlander, anders kan de computer er niet mee rekenen en kan er geen “beleid” op gemaakt worden.