In 1954 schreef de psycholoog Gordon Allport het standaardwerk: The Nature of Prejudice. Hij beschreef daarin onder meer scapegoating: het richten van agressie op een zondebok. De terminologie verwijst naar een oudtestamentisch gebruik dat beschreven wordt in Leviticus 16:21:”Aaron zal zijn beide handen op de kop van den levenden bok leggen en over hem al de ongerechtigheden der Israelieten en al hun overtredingen en al hun zonden, belijden; hij zal die op de kop van den bok leggen en dien door iemand, die daarvoor gereed staat, naar de woestijn laten brengen. Zo zal de bok al hun ongerechtigheden op zich dragen naar een onvruchtbaar land, en hij zal dien bok in de woestijn vrij laten.”

Deze mythologische en onrechtvaardige gewoonte, de bok heeft immers niets misdaan, is de kern van de christelijke leer. Christus is als zondebok doodgemarteld voor de zonden van de mensheid. Het martelwerktuig wordt alom nog als object van devotie vertoond.

In de theorie van Allport zijn het gefrustreerde groepen of gemeenschappen, die hun agressie op zondebokken richten. Hij onderkent drie kenmerken:

1. De groep in kwestie slaagt er niet in gestelde doelen te bereiken door omstandigheden die niet beïnvloedbaar zijn. De groep slaagt er bijvoorbeeld niet in het begrotingstekort te verkleinen, of nieuwe kiezers te trekken.

2. De groep is niet in staat de echte frustrator aan te vallen omdat die te machtig is. Te denken valt aan grote belangengroepen, zoals bankiers en multinationals.

3. Het liefst zoekt zo’n groep een veilige zondebok, die niets terug kan doen. Asielzoekers, illegalen, bejaarden, werklozen, ouderen, kinderen, arbeidsongeschikten, zieken, armen en moslims zijn heel geschikte zondebokken.

Op persoonlijk niveau is volgens Allport ook wel wat bekend over de medemensen met deze onsmakelijke neigingen. Het zijn vooral zeer bevooroordeelde lieden die snel ten prooi vallen aan scapegoating. Wanneer ze onderhevig zijn aan stress hebben ze de neiging leden van een onbekende groep als onderling gelijk te beschouwen. Een voorbeeld is bijvoorbeeld Rutte, die meent dat ons land er alleen is voor hardwerkende Nederlanders. De rest zijn buitenlandse luikonten en profiteurs.

Daarnaast betreft het steeds mensen die snel een hekel hebben aan medemensen die zij als “vreemd” beschouwen. Deze groep wordt momenteel op zijn wenken bediend door Wilders.

Reeds eerder betoogde ik op deze plaats dat toppolitici een psychologisch onderzoek dienden te ondergaan voordat ze hun schadelijke merkwaardigheden op zo’n belangrijke plek konden uitleven. Dit klemt des te meer omdat uit opinieonderzoeken blijkt dat de Nederlandse bevolking minder neiging tot scapegoating vertoont dan haar regering en dus als minder gefrustreerd moet worden beschouwd. Het is uit psychologisch oogpunt buitengewoon zorgelijk te zien hoe onze overheid, gemotiveerd door onmacht, zich verlaagt tot stemmingmakerij jegens weerlozen.