wat maakt het uit - door peter bügel
Volgens de sociobiologie zijn mannelijke en vrouwelijke hersenen verschillend. In de baarmoeder veranderen de gewone natuurlijke vrouwelijke hersenen bij de mannelijke vrucht onder invloed van door de mannelijke foetus geproduceerd testosteron in een mannelijk brein. De gevolgen daarvan zijn desastreus.
Het mannenbrein wordt in een groot aantal opzichten inferieur aan dat van een vrouw. Meisjes zijn gevoeliger voor alle gewaarwordingen, ontwikkelen eerder taal, spraak en geheugen, snappen meer van de sociale en persoonlijke context, vangen meer informatie op via gebaar en gelaatsuitdrukking, verwerken sensore en verbale input sneller en zijn minder gebonden aan regels. Ze zijn minder geïnteresseerd in dingen dan in mensen.
Jongetjes moeten in groten getale naar de remedial teacher omdat ze niet kunnen leren lezen en schrijven, laat staan spellen. Ze zijn voornamelijk geïnteresseerd in dingen en wilde spelletjes. Wat betreft de sociale omgeving is de belangrijkste vraag wie de baas is. Indien mogelijk zijn ze dat liefst zelf. Regels zijn daarbij van groot belang. Jongetjes scoren op intelligentietests alleen veel hoger op ruimtelijk inzicht.
Het belangrijkste verschil is dat ze veel assertiever, competitiever en agressiever zijn dan meisjes, en dat de grove motoriek zich beter ontwikkelt, mannelijke politici kunnen als illustratie dienen.
Sommige verschillen zijn direct na de geboorte al op te merken, dus voordat de opvoeding zijn socialisatiewerk heeft kunnen doen. Meisjes zijn meer geïnteresseerd in gezichten en kunnen na een dag al een onderscheid maken tussen het gezicht van hun moeder en een ballon. Of jongetjes dit ook kunnen is onduidelijk, wel vinden ze de ballon leuker als ze die tenminste mogen vasthouden.
Na een week kunnen meisjes de stem van de moeder onderscheiden van ander even hard geluid. Jongetjes maakt het niks uit. Jongetjes blijken door hun moeders meer geknuffeld te worden dan meisjes. Ze vinden er alleen minder aan en zijn meer geïnteresseerd in dingen die ze uit elkaar kunnen halen.
Maar niet alleen vanuit de sociobiologie bereiken ons geluiden dat er verschillen zijn. De antropologe Deborah Tannen beschrijft in haar boek “Je begrijpt me gewoon niet. Hoe vrouwen en mannen met elkaar praten”, het heikele terrein van communicatie tussen man en vrouw.
Mannen zijn als ze praten vooral gericht op de inhoud, vrouwen vooral op de verstandhouding. Daarbij komt ook nog dat mannen al pratend de hiërarchie in de gaten blijven houden en ervoor waken niet de underdog te worden. Taal is voor hen een machtsinstrument, voor vrouwen meer een manier om contact tot stand te brengen.
Een ander interessant verschil is volgens Tannen de wijze waarop mannen en vrouwen met problemen omgaan. Mannen dragen vaak onmiddellijk een oplossing aan: “dan ga je toch naar een plastisch chirurg”, terwijl vrouwen zich meer empatisch opstellen: ” verschrikkelijk, wanneer je zo ontevreden bent over je neus.”
Mannen vinden het ook niet leuk om zo meevoelend behandeld te worden, ze krijgen daardoor het gevoel in de onderliggende positie te belanden en dat is het laatste wat ze ambiëren. Een man voelt zich het lekkerste als zijn problemen weggepraat of ontkend worden, vrouwen willen medeleven.
Het zal duidelijk zijn dat een en ander nogal wat consequenties heeft
voor de hulpverlening.
Een vrouw is gebaat bij:”wat erg dat je man je slaat”, een man bij “kom op joh, wat maakt het uit, dan neem je toch een ander.”