
heilig hart - door peter bügel
Een bevriende fietser liep laatst enkele pijnlijke schaafwonden op nadat een auto zijn pad gekruist had. Bij de nabeschouwing van het evenement bleek hij nog het meest verbaasd over de omstandigheid dat al enkele minuten na zijn val twee ambulances kwamen aanloeien die hem naar een ziekenhuis wilden afvoeren. Dat hij daar zelf niet heen wilde werd door twee potige broeders irrelevant geacht. Pas nadat hij met moeite had aangetoond zelf arts te zijn kon hij in vrijheid zijn weg vervolgen.
Op het eerste gezicht lijkt dit op topgezondheidszorg. Dat is niet zo. Afgezien van de brokken die het gevolg zijn van de verkeersrisico’s die ambulances nemen, is ook het verblijf in een ziekenhuis niet zonder gevaren. De kans op een ongeval in een ziekenhuis wordt tegenwoordig tussen de tien en twintig procent geschat. In een literatuurstudie van het ziekenfonds Oost Nederland wordt gesteld dat medische fouten, vermijdbare complicaties en infecties in ziekenhuizen jaarlijks zo’n vierduizend doden en zestigduizend gewonden kosten. Daarnaast lopen ongeveer honderdduizend mensen een ziekenhuisinfectie op van veelal therapieresistente bacteriën.
Een verblijf in een ziekenhuis is momenteel verreweg de meest gevaarlijke tijdsbesteding die men kan ondernemen. Iedere andere activiteit die zoveel slachtoffers zou kosten zou zonder twijfel onmiddellijk door de overheid verboden worden. Het is daarom verstandig dit soort vervoer zoveel mogelijk uit de weg te gaan. Zeker wanneer het om aandoeningen gaat waar ze in een ziekenhuis niets aan kunnen doen.
Maar. zal de lezer tegenwerpen, er zijn toch ziektes waar alleen het ziekenhuis redding kan brengen? Wellicht, maar vaak is er reden tot twijfel. Een interessant voorbeeld is het hartinfarct. Tegenwoordig kun je via 112 bij vermoedde hartklachten een loeiende ambulance bestellen en zijn er vaak ook nog vrijwilligers die je wel van een stroomstoot willen voorzien. In de tijd die haar rest benevens de kruistocht tegen roken, vet en een zittend bestaan maakt de Heilig Hartstichting zich hier sterk voor. Iedereen weet immers: met een hartinfarct kun je niet snel genoeg aan de monitor liggen in een coronary care unit.
In Engeland is nogal wat onderzoek gedaan naar het nut van deze gang van zaken. Dat was niet zo gemakkelijk: het werd niet ethisch geacht mensen na een hartaanval thuis te houden. Een dappere dokter Mather gelukte het echter een groep patiënten thuis te houden na een hartinfarct en die te vergelijken met een groep die met gillende sirene was afgevoerd.
Na enige tijd werd de ethische begeleidingscommissie van het onderzoek met spoed bijeen geroepen omdat het experiment stopgezet moest worden: in de thuisgroep waren al acht doden gevallen, in het ziekenhuis slechts vier. Er bleek echter sprake van een misverstand. “H” betekende in het protocol “hospitaal” en niet zoals de commissie dacht “home”. Na een pijnlijke stilte besloot de commissie dat vier doden verschil statistisch niet significant was en dat het experiment voortgang kon vinden.
Het experiment van Mather in 1971 toonde geen voordelen aan van ziekenhuisopname. Sindsdien is men er ook niet in geslaagd in een groot aantal onderzoeken door vergelijking van deze twee groepen patiënten argumenten voor deportatie te vinden. Dit heeft merkwaardigerwijze echter niet geleid tot een vermindering van de groei van het aantal coronary care units. De rede is geweken voor het hart, de benodigde verpleegsters halen we zo nodig uit Polen.