Zoals naast de reguliere geneeskunde de homeopathie bestaat, zo is er naast de astronomie de astrologie. De astronomie bestudeert de gewoontes van de sterren, terwijl de astrologie zich afvraagt wat de sterren te vertellen hebben. Vooral hoopt men in de sterren te zien wat het karakter van iemand is, zijn aanleg, mogelijkheden, en bij voorkeur zelfs zijn toekomst. Men berekent horoscopen op grond van het geboorte-uur en plaats en verwacht hierdoor een blik in het persoonlijk lot.

Vaak wordt beweerd dat dit horoscooptrekken al eeuwenoud is, dat de astrologie het eindresultaat van duizenden jaren praktische ervaring is en er “dus wel iets van waar moet zijn”.

Inderdaad is de sterrenwichelarij van zeer antieke oorsprong. De sterren werden vroeger echter alleen geraadpleegd voor belangrijke zaken als oorlog en vrede, de oogst, epidemieën, etc. Het wroeten in de sterren uit particuliere interesse is een typisch modern verschijnsel.

De astrologie beschouwt de aarde als het middelpunt van het heelal. Om haar draait de dierenriem met zijn tekens als maagd, leeuw en waterman. Tegen dit vaste decor bewegen de planeten. Soms worden er wat bij verzonnen om aan het magische getal twaalf te komen, soms worden wat later ontdekte planeten verwaarloosd om tot het nog magischer getal zeven te komen. Men zegt b

ijvoorbeeld dat Uranus, Pluto en Neptunus dermate hoge trillingen uitzenden, dat de mens er niet aan kan “beantwoorden”.

In de astronomie gaat men er weer vanuit dat de aarde niet het middelpunt van het heelal is, maar de wetenschap weet ook niet alles.

Onlangs werd weer eens een onderzoek naar de waarde van de astrologie gepubliceerd in Skepter. Twee psychologen van de Indiana University in de V

erenigde Staten deden dit onderzoek in overleg met vooraanstaande astrologen. Op verzoek van deze astrologen stelden zij een lijst samen met eenenzestig vragen over hobby’s, uiterlijke kenmerken, speciale begaafdheden, diploma’s, familieachtergronden inclusief data van eventuele sterfgevallen in de familie, gezondheid, opvattingen over seks, godsdienst en politiek. Zelfs de persoonlijke “energiecyclus” moest beschreven worden. Twee psychologische tests en foto’s van voren en opzij completeerden het geheel.

Alle proefpersonen waren boven de dertig, dus “volledig uitgerijpte persoonlijkheden”. Daarnaast kregen de astrologen tijd en plaats waarop de proefpersonen geboren waren. Hun taak was een juiste koppeling aan te brengen. De astrologen scoorden 0 tot 3 treffers, even veel als een dobbelsteen. De psychologen keken ook nog of de astrologen misschien dezelfde fouten hadden gemaakt, maar ook dit bleek niet het geval.

De astrologen lieten zich echter door de resultaten niet tot betere gedachten brengen : “het was vooral een groep met Saturnus/Neptunus-conjunctie, die immers zoveel verloren zielen voortbrengt (…) de astrologie geeft niet altijd kwantificeerbare uitkomsten maar niettemin werkt het.”

Gelijksoortige resultaten van ander onderzoek werden in 1985 door Carlson in Nature gepubliceerd. Astrologen konden daar de horoscoop niet koppelen aan de uitslag van psychologische testen naar extraversie en stabiliteit. Ondanks al dit soort uitkomsten taant het geloof in de sterrenwichelarij niet.

Enkele jaren geleden liet de secretaris van de vereniging Skepsis, Rob Nanninga, 206 eerstejaars psychologiestudenten aan de VU tijdens hun introductiecursus een vragenlijst invullen over paranormale verschijnselen. Onder andere bleek dat 47,5 procent van de invullers van mening was dat de stand van de planeten bij de geboorte iets zei over het karakter van de betrokkene. 24,4 procent twijfelde.

Te hopen valt dat dit geen maat is voor het natuurkunde-onderricht aan het VWO.