Met statistiek kunnen geen oorzakelijke verbanden worden aangetoond. In de geneeskunde wordt deze waarheid als een koe nog wel eens onder het tapijt geveegd. Daaraan danken we het dubieuze concept van de risicofactoren.

Een recente tak van de geneeskunde is de epidemiologie. Daarin worden grote groepen mensen onderzocht. Gekeken wordt bijvoorbeeld naar hun levensgewoonten en de ziekte waaraan ze overlijden. Daartussen worden dan statistische verbanden gevonden. Zo bleek in de beginjaren vijftig uit een Australisch onderzoek dat het dragen van nylonkousen een risicofactor was voor longkanker. Later Amerikaans onderzoek toonde aan dat er een statistisch verband was tussen baarmoederhalskanker en de plek waar de eerste coïtus had plaats gevonden. Een eerste gemeenschap op de grond in plaats van in bed was een risicofactor.

Statistische verbanden kunnen veroorzaakt worden doordat verschijnselen een gemeenschappelijke oorzaak hebben. Zo is er in grote steden een sterk statistisch verband tussen het aantal schotelantennes en de gezinsgrootte. De oorzaak daarvan is natuurlijk dat onze Turkse en Marokkaanse medeburgers graag hun thuiszenders ontvangen en gemiddeld meer nakomelingen hebben dan autochtonen. In Australië waren na de Tweede Wereldoorlog ineens zowel sigaretten als nylonkousen op de markt. Tenslotte krijgen arme mensen vaker cervixkanker dan rijke.

Risicofactoren duiken alleen op bij ziektes waarvan artsen de oorzaak nog niet weten. Zo was voor 1900 bekend welke de risicofactoren voor scheurbuik waren. Zeelucht, bedorven boter en omgang met vrouwen van bedenkelijk allooi stonden hoog op de lijst. Een belangrijke risicofactor voor de tering was een romantische inborst. Bekend was immers dat veel dichters aan de aandoening bezweken. Tot twintig jaar geleden golden psychische factoren als risicofactor voor een maagzweer. Tegenwoordig is bekend dat de eerste aandoening te wijten is aan een tekort aan vitamine C en de laatste twee door bacteriën veroorzaakt worden.

Wanneer artsen spreken over risicofactoren dient dat opgevat te worden als bewijs van onwetendheid. Hetzelfde geldt voor het begrip ‘consensus’. Vaak wordt die bereikt op zogenoemde ‘consensusconferenties’. De eerst bekende van zulke bijeenkomsten was in het jaar 325 te Nicea. Daar besloten de aanwezige geleerden dat er één God was , die bestond uit drie personen.

Ook tegenwoordig wordt consensus vooral bereikt op gebieden waarop weinig evidentie zichtbaar is. Zo behoeft er geen consensus te zijn over het feit dat tbc door de tuberkelbaccil wordt veroorzaakt, evenmin is overeenstemming nodig over de omstandigheid dat water naar beneden stroomt. Het zijn juist de gebieden waar onzekerheid heerst, die medici via het wapen van de consensus onder controle trachten te brengen. Zo is er consensus over cholesterol- en bloeddrukwaarden die riskant zijn. Ook over levensgewoonten die gevaarlijk of juist gezond zijn bestaat consensus. Scepsis is bij deze opvattingen daarom op zijn plaats.

Tenslotte is er nog de moeilijkheid dat wanneer een verband wel oorzakelijk is, dat nog niet hoeft te betekenen dat de oorzaak altijd tot het gevolg leidt. Er bestaat namelijk een verschil tussen een voldoende en een noodzakelijke oorzaak.

Omstreeks 1900 ontdekte Koch de cholerabaccil. Hij beweerde dat iedereen die die binnen kreeg cholera zou krijgen. Zijn tegenstander, de hygiënist Max von Pettenkofer slikte voor een groot publiek een buisje met een kweek van de ontlasting van een cholerapatiënt door om aan te tonen dat Koch ongelijk had. Hij bleef inderdaad gezond. Contact met de bacterie was noodzakelijk maar niet voldoende.

Om die reden zijn er rokende ongezond etende dikzakken met te hoge bloeddruk- en cholesterolwaarden die heel oud worden.