Wat is volgens de World Health Organisation (WHO) het land met de beste gezondheidszorg? Wij niet. Het is Frankrijk. Dat is opmerkelijk omdat hun systeem volgens Nederlandse wijsheid een combinatie is van de slechtste krachten. Zo zijn huisartsen en specialisten vrij om zelf te bepalen wat hun diensten waard zijn. Bovendien moeten de patiënten contant betalen.

Dit heeft in ieder geval tot gevolg gehad dat arts een populair beroep is in Frankrijk. Niet gehinderd door numeris fixis voor de geneeskundestudie, werken in Frankrijk verhoudingsgewijs twee keer zo veel dokters dan hier. Dat kost allemaal natuurlijk nogal wat. De regering mengt zich daar echter niet in. Alles loopt via een ziektekostenverzekeringssysteem dat de patiënten hun medische kosten terugbetaalt.

Frankrijk spendeert 9,4 procent van het nationaal inkomen aan gezondheidszorg. Het gemiddelde in de EG is 8 procent. Het systeem is verder ook liberaal. Het staat patiënten vrij zelf te beslissen welke huisarts of specialist zij willen raadplegen, ook second opinions worden vergoed. Wachtlijsten zijn er niet. Een nieuwe heup of een staaroperatie zijn op afspraak te bekomen.

Volgens Nederlandse inzichten moet zo’n systeem wel leiden tot de slechtst mogelijke zorg. Bij ons is de huisarts, waarvoor overigens alleen op papier vrij gekozen kan worden, de poortwachter van de zorg. Alle nieuwe klachten dienen eerst bij deze functionaris gedeponeerd te worden. De huisarts bepaalt of de aandoening specialistische interventie behoeft.

Niet alleen zou deze gang van zaken de kosten van de gezondheidszorg beperken, ook zou het kwaad van de medicalisering daardoor in de kiem gesmoord worden. Met medicalisering wordt bedoeld dat mensen niet medische problemen inbrengen in het ziekenhuiscircuit. Aldaar heerst de stelregel dat de patiënt ziek is tot het tegendeel is gebleken.

Een omvangrijk circus van onderzoekingen en controles sterkt de patiënt in diens overtuiging dat er lichamelijk iets mis is. Niet zelden wordt bij toeval iets afwijkends gevonden waarvoor behandeling en controle voorgeschreven kunnen worden. Een aanvankelijk gezond persoon is zo patiënt geworden.

Het idee dat artsen zelf hun tarieven zouden mogen bepalen en cash afrekening zouden verlangen is bij ons helemaal taboe. Zo’n systeem zou artsen in de verleiding brengen zoveel mogelijk te behandelen, voor te schrijven en terug te bestellen voor controles. Om die reden is bij ons het streven alle tarieven van regeringswege te verordonneren en het werken van artsen in dienstverband aan te moedigen.

Dat artsen die met elkaar moeten concurreren voor hun boterham niet geneigd zijn om patiënten onderzoeken of pillen te weigeren, blijkt wel uit ons Franse voorbeeld. In Nederland is het zo dat huisartsen patiënten nog weleens pillen weigeren. Wanneer je met een verkoudheid komt en penicilline wilt is het gebruik de patiënt uit te leggen dat dat geen zin heeft. In Frankrijk ligt zoiets niet voor de hand. De Fransen eten dan ook een record aantal pillen. Het is zelfs zo dat ze 50 procent meer geld besteden aan medicamenten dan aan alcohol, een consumptiegewoonte waarmee ze ook wereldkampioen zijn.

Overigens heeft een en ander nog niet geleid tot een lagere levensverwachting van de Fransen vergeleken met de rest van Europa. Het wachten is nu op Europese regelgeving die in een vrije circulatie van patiënten voorziet. Landen met een door de overheid beknotte gezondheidszorg, zoals Engeland en Nederland kunnen dan al hun wachtlijstpatiënten over de grens kwijt. Dat gaat natuurlijk wel geld kosten.

Het zou echter kunnen zijn dat de vergrijsde bevolking van de genoemde landen wel wat meer wil betalen voor de gezondheidszorg, wanneer daar goede service tegenover staat.