Een nieuwe loot aan de medische stam is de Darwinistische geneeskunde. De Scientific American wijdde er onlangs een artikel aan. De orthodoxe geneeskunde probeert de oorzaak van ziektes te achterhalen en daarvoor een remedie te vinden. De Darwinistische geneeskunde vraagt zich af waarom het menselijk lichaam zo geëvolueerd is dat het vatbaar is voor allerlei aandoeningen.

De leidende gedachte daarbij is dat, om met Johan Cruyff te spreken, elk nadeel z’n voordeel moet hebben. Ziekte en ongemak moeten de overlevingskans vergroot hebben, anders zouden ze niet meer bestaan. Van een paar dagelijkse problemen liggen die nuttige effecten voor de hand. Hoesten is nodig om ongewenst materiaal uit de longen te verwijderen. Mensen die niet kunnen hoesten sterven aan longontsteking. Het voelen van pijn is ook nuttig. Mensen die geen pijn kunnen voelen, blijven te lang in dezelfde houding, waardoor weefsels onvoldoende doorbloed worden en beschadigd raken. Pijnvrije mensen worden niet oud. Ze sterven aan kapotte weefsels en infecties. Hoesten en pijn zijn dus geen ziekten, maar verdedigingsmechanismen, die door natuurlijke selectie zijn ontstaan. Ditzelfde geldt voor koorts, misselijkheid, diarree, angst, vermoeidheid, niezen en ontsteking. Bij koorts zet het lichaam de thermostaat een tandje hoger om bacteriën en virussen te doden. Koudbloedige dieren als hagedissen zoeken bij infecties warme plekken op. De ochtendmisselijkheid van zwangere vrouwen treedt op in de fase waarin de foetus extra gevoelig is voor giftige stoffen. Vrouwen met meer misselijkheid hebben minder miskramen. Medicijnen tegen ochtendmisselijkheid kunnen geboortedefecten veroorzaken doordat ze interfereren met het uitbraken van potentieel gevaarlijke stoffen. Diarree is een manier van het lichaam om darminfecties te boven te komen. Door het gebruik van stoppende middelen duurt de ziekte vaak langer.

Bangheid heeft ook vaak overlevingswaarde. In een experiment met guppys werden drie groepen onderscheiden. Bange die zich ogenblikkelijk verstopten wanneer een grote vis in beeld kwam, normale, die alleen maar weg zwommen en dappere die zich er niets van aantrokken. De drie groepen werden apart in een aquarium met een baars gestopt. Na zestig uur waren nog 40 % van de bangeriken in leven en nog vijftien procent van de normale. De dappere guppys leverden alleen nog een bijdrage aan de overleving van de baars, ze waren er niet meer.

Maar niet alleen mensen evolueren. Micro-organismen ook, en helaas veel sneller. De bacterie E. coli plant zich zo razendsnel voort dat mutatie- en selectiekansen van één dag gelijk zijn aan duizend jaar menselijke reproductie. De kwaadaardigheid van micro-organismen is afhankelijk van de wijze van verspreiding. Wanneer besmetting plaatsvindt door persoonlijk contact is het voor het overleven van de ziekteverwekker van belang de gastheer zo lang mogelijk te laten rondlopen. Hij zal in de loop van de tijd minder virulent worden. Wanneer de besmetter een intermediair is zoals de mug bij malaria, maakt het niet uit of de gastheer snel sterft. Bij goede sanitaire voorzieningen heeft een goedaardige cholerabacterie, die het moet hebben van aanraking meer kans. Wanneer al het water besmet is, hebben meer virulente bacteriën al snel de overhand.

Evolutionaire geneeskunde voorspelt dan ook dat door het gebruik van schone naalden en condooms minder virulente AIDs-virussen, die het slachtoffer langer laten leven, het zullen winnen van de zeer kwaadaardige. Het terugdringen van de snelheid van overdracht bevoordeelt de minder lethale stammen.

Een laatste evolutionnair inzicht betreft genen die zelf zowel voordeel als nadeel brengen. Zo zouden genen die veroudering veroorzaken in de jeugd overlevingsvoordeel kunnen bieden. Bij de toenemende vergrijzing wellicht een interessant studiegebied.