bacterievreters - door peter bügel
Gelovige hindoes verbranden hun dode geliefden graag aan de oevers van de Ganges, nabij Benares. De as kan dan in de rivier worden gestrooid. Hout is echter schaars en duur in de droge omgeving. Dit betekent dat eigenlijk alleen rijke families zich voldoende hout kunnen permitteren. De arme gestorvenen worden half opgebrand in de rivier gegooid. De heilige stroom wordt verder vervuild door de uitwerpselen van miljoenen mensen en dode heilige koeien. Toch is er een aanhoudende stroom pelgrims die zich in het water wast en het drinkt.
Je zou verwachten dat deze vrome gebruiken grote epidemieën zouden veroorzaken. Dat is niet het geval. De rivier is niet voor niets heilig.
Onderzoek heeft uitgewezen dat het rivierwater veel bacteriofagen, bacterievreters bevat. Deze virussen voeden zich met bacteriën en kunnen zich in enkele uren van één tot miljarden vermenigvuldigen.
Gedurende de Eerste Wereldoorlog onderzocht de Canadese wetenschapper Felix d’Hérelle de mogelijkheden van deze bacteriofagen als geneesmiddel bij infecties. Hij slaagde er niet in ze in gepaste hoeveelheden te produceren. De American Medical Association wees zijn werk af als ’tegenstrijdig’. Toen daarna penicilline werd uitgevonden raakten zijn vindingen in het vergeetboek. Tenminste in West-Europa.
In Georgië in Rusland ontdekte de microbioloog George Eliava dat de rivieren daar ook zelfreinigende eigenschappen hadden. Hij begon een instituut voor de studie van bacteriofagen in Tblisi. Helaas werd hij bij de zuiveringen van Stalin in 1937 doodgeschoten. Het instituut bestaat nog steeds en vervaardigt onder primitieve omstandigheden bacteriofaagtherapieën voor moeilijk genezende bacteriële infecties. In Rusland en Polen worden deze wijdverbreid toegepast voor bijvoorbeeld infecties van brandwonden.
De bacteriofagen hebben enkele voordelen boven antibiotica. Om te beginnen zijn ze gespecialiseerd. Ze zijn kieskeurig en eten elk maar één soort bacterie. Een antibioticum, zeker de zogenaamde breedspectrumvariant, doodt alle micro-organismes die het tegenkomt. Ook de lichaamsvriendelijke en noodzakelijke bacteriën leggen het loodje. Verder is het handig dat de bacteriofagen zich alleen daar vermenigvuldigen waar ze nodig zijn. Het belangrijkst op dit moment is echter dat bacteriën niet resistent worden tegen bacteriofagen. De virussen evolueren samen met hun voedsel.
Nu steeds meer gevaarlijke bacteriën resistent worden voor alle beschikbare antibiotica, lijkt deze onderzoeksrichting een uitkomst te bieden. Het is echter de vraag of de grote farmaceutische industrieën hierin geïnteresseerd zijn. De Oost-Europese wetenschap heeft niet zo’n hoge status. Wanneer de giganten wel onderzoek gaan doen naar bacteriofagen kunnen ze het in Tblisi verder ook wel schudden. Er zullen onmiddellijk patenten genomen worden op alle bekende en denkbare bacterievreters, zodat het onderzoek gemonopoliseerd kan worden en de nu nog lage prijzen opgedreven.
De internationals met hun miljardeninvesteringen in research naar nieuwe antibiotica zullen de arme onderzoekers uit Tblisi, die in het ziekenhuisriool zoeken naar virussen die bacteriën eten, wegvagen.