Stel dat er een nieuwe technologie bedacht zou worden, waarvan de consequenties te overzien waren. Bekend zou zijn dat door de uitvinding de economie gedestabiliseerd zou worden. De techniek zou ten tijde van de milenniumwisseling een groot aantal onnozele halzen verleiden tot het investeren van hun spaarcentjes in piramide-achtige beursconstructies. Gewetenloze lieden zouden straffeloos miljarden opstrijken. Daarnaast zou het een ernstige aantasting van de privacy van de burgers inhouden. Al hun communicatie zou door iedereen met geld of macht kunnen worden bijgehouden. Door de invoering van de techniek zou op grote schaal een uitstroom van oudere werknemers op gang komen. De kwetsbaarheid van de nieuwe systemen zou een voortdurende bron van werkstress betekenen.

De technologie zou zeer snel in grote gebieden van de maatschappij voortwoekeren. De belofte aan groeiende arbeidsproductiviteit zou niet worden ingelost. Tegenover de beperkte werkbesparing zou een nieuw leger systeembeheerders staan. Ook zou het voor alle werknemers nodig zijn om steeds opnieuw cursussen te volgen om de steeds veranderende technologie te blijven begrijpen.

Maar dat zou nog niet alles zijn. De nieuwe technologie zou ook nog direct ziekmakend zijn. Het Centraal Bureau voor de Statistiek zou berekenen dat negentien procent van de beroepsbevolking ernstige pijnklachten zou krijgen. TNO Arbeid zou met een hoger getal komen: 30,5 procent van de beroepsbevolking. Ten slotte zou het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne profeteren dat van alle Nederlanders boven de 25 jaar 44,5 procent pijn in nek, schouder of bovenrug zou krijgen door het werken met de nieuwe techniek.

Het ergste aan deze epidemie zou het ontbreken van een werkzame therapie zijn. De toch al overbelaste gezondheidszorg zou op alle bekende manieren tevergeefs trachten de lijders te genezen. Fysiotherapeuten zouden wrijven, knijpen en kraken dat het een aard had. Artsen zouden absolute rust voorschrijven. Bedrijven zouden de techniek omringen met allerhande ergonomisch verantwoorde hulpstukken. Ten slotte zou in arren moede gegrepen worden naar een zogenoemde multidisciplinaire aanpak. Huisartsen, orthopeden, arbeidsdeskundigen, fysiotherapeuten, ergonomen, arbeidsgezondheidskundigen en psychologen zouden hun kennis en kunde bundelen om de grote massa geblesseerden te behandelen. De resultaten van al dit gedokter zouden echter miniem zijn. Wel zou een onvoorstelbare hoop nieuw werk voor deze gezondheidswerkers worden geschapen. Hierdoor zouden andere in de vergrijzende bevolking veel belangrijkere gebieden in de gezondheidszorg braak komen te liggen. Bij het voortduren van de epidemie zouden in hun gezondheid aangetaste burgers met juridische procedures gaan trachten hun werkgevers te laten betalen voor hun door werk ontstane gezondheidsschade. Het toch al overbelaste juridische systeem van het land zou daardoor volledig ontregeld raken.

Een verstandige overheid zou zo’n ontwikkeling niet toestaan. Wanneer die echter al op gang was gekomen zou ze deze zoveel mogelijk moeten trachten af te remmen.

Een verbod van de technologie op de scholen zou een begin kunnen zijn.