
bolwerken - door peter bügel
Recente publiciteit suggereert dat er af en toe fouten gemaakt worden in ziekenhuizen. Dat is onjuist. Fouten zijn er regel. Volgens de Stichting Medische Registratie treden bij ongeveer één op de duizend opgenomen patiënten zogenaamde complicaties op. Dat betekent jaarlijks bij zo’n 30 000 mensen. Naar schatting overlijden daarvan zo’n 2000.
Ziekenhuizen zijn de meest gevaarlijke plekken op aarde. Wanneer er geen sprake is van menselijke fouten, waardoor verkeerde organen worden weggenomen, verkeerde medicatie onjuist wordt gedoseerd of verkeerde diagnoses worden gesteld, is er de kans van zo’n 10 tot 25 procent op een ziekenhuisinfectie. Meestal door een bacterie die al bijna overal resistent voor is. Naar schatting betreft dat zo’n kwart miljoen mensen per jaar. Dokters geloven dat de kans dat er wat mis gaat wanneer ze patiënt worden groter is dan bij normale mensen. De epidemioloog Lubsen stelt in een interview in het Parool :”In de geneeskunde bestaat een wijdverbreid geloof: als er wat fout gaat, gebeurt dit bij voorkeur tijdens de behandeling van een zieke collega of een familielid van een collega.” Dit lijkt me een mythe. Het is eerder zo dat artsen sneller in de gaten hebben dat er iets mis is.
Peter Lens, oud-geneeskundig inspecteur voor de gezondheidszorg in Noord-Holland, vroeg 18 artsen die ernstig ziek waren geweest hun ervaringen op te schrijven. De verhalen zijn te vinden in het boek “Zieke dokters”. In geen enkel verhaal verloopt de behandeling vlekkeloos. In een aantal gevallen redde alleen de deskundigheid van de zieke dokter zelf hem van een wisse dood. Zo beschrijft de oud-hoofdredacteur van Medisch Contact hoe hij na een hernia-operatie last kreeg van koude rillingen en een erg ziek gevoel. De behandelend neuroloog stelde ongezien de diagnose: griep. Spreeuwenberg zelf dacht aan iets heel anders: een septische shock als gevolg van een besmette katheder. Met zijn laatste krachten belde hij een bevriende huisarts, die nog net op tijd een hem bekende assistent kon optrommelen. Die schreef een antibioticum voor. De verpleegster kwam met penicilline terwijl Spreeuwenberg gemeld had dat hij daar allergisch voor was. Weer moest hij zelf ingrijpen. Hij had deze fouten niet overleefd wanneer hij geen arts geweest was.
De angst die veel mensen voelen bij de gedachte te moeten worden opgenomen in een ziekenhuis is allerminst irrationeel. De kans daar nog zieker te worden of dood te gaan is niet onaanzienlijk. Ook is de ambiance niet erg mensvriendelijk. De krankzinnige kolossen die overal in het land zijn verrezen missen elke menselijke maat. Ouderwetse industriële principes hebben deze moderne kruisingen tussen kastelen en fabrieken vorm gegeven. De leidende gedachte lijkt te zijn dat de productie zo efficiënt mogelijk moet zijn.
De ziekenzorg is zich gaan gedragen als een bezettingsleger in een vreemd land, een leger dat zich verschanst in ommuurde vestingen, soms inclusief slotgracht, gebouwd op een hoogte, waar de doktoren en verpleegkundigen zich niet buiten wagen. In de gebouwen is net als in de middeleeuwen een geheel eigen micromaatschappijtje ontstaan met winkeltjes, restaurants, bioscopen, terrassen, fonteinen en naar binnen gekeerde ramen. Wee degene die hier ‘geholpen’ moet worden.
Verstandige artsen die opgenomen moeten worden vragen gewoonlijk een bevriende collega om alles wat er gebeurt op de voet te volgen en te controleren. In de meerderheid van de gevallen blijkt dat achteraf geen overbodige luxe. Daardoor lijkt het of zij extra risico lopen.