Religie heeft vaak homeopathische kenmerken. Toen Samuel Hahnemann begin 1800 zijn Similia Similibus Curentur, het gelijke wordt door het gelijke genezen, formuleerde was dat geen nieuwe gedachte. De grondlegger van de homeopathie stelde dat hij op het idee gekomen was door het effect dat kinabast op hem zelf had. Na inname van deze natuurlijke vorm van kinine kreeg Hahnemann alle symptomen van ‘wisselkoorts’, malaria. Na hem is dit effect nooit meer beschreven, zodat we moeten aannemen dat het een overgevoeligheidsreactie was. In ieder geval ging Hahnemann er sindsdien vanuit dat stoffen die in kleine doses de symptomen van een bepaalde ziekte opwekken in oneindige verdunningen gebruikt kunnen worden om die ziekte te genezen.

In 1922 schreef Sir James Frazer The Golden Bough. De religieuze gebruiken die hij daarin beschreef noemde hij homeopathische magie. In zijn recente boek Unweaving the Rainbow laat Richard Dawkins zien dat dit voorbeelden van slecht wetenschappelijk denken zijn. Het gaat om imiterende magie. Door een deel van iets tot je te nemen worden de eigenschappen van het geheel je deelachtig. Zo aten de Dajaks van Sarawak vroeger de knieën en handen van hun tegenstanders op om sterk en snel ter been te worden. Beroepsregenmakers in Australië bootsen vaak donder en bliksem na en toveren een minieme dosis regen tevoorschijn door met een bundel twijgjes water rond te sprenkelen.

De Azteken van Mexico voor de Spaanse verovering geloofden dat hun priesters brood in het lichaam van god zelf konden veranderen. Door het eten ervan konden de gelovigen een homeopathisch ietsje van de goddelijke substantie opnemen. Deze leer van de transsubstantiatie, de magische overgang van brood in goddelijk vlees, was lang voor het ontstaan van het christendom ook al bekend bij de Ariërs van het oude India.

Een ander homeopathisch thema is dat van de ‘zondebok’. De naam komt van de Joodse versie die daarvoor een bok gebruikten. Een slachtoffer wordt uitgekozen om alle zonde en rampspoed van het dorp te belichamen, of ermee te worden opgezadeld. De zondebok wordt dan verjaagd of afgemaakt, en neemt het kwaad van de mensen mee. Onder het Garosvolk van Assam, bij de oostelijke uitlopers van de Himalaya, ving men vroeger een aap. Daarmee ging men alle huizen langs om de boze geesten op te nemen. Vervolgens werd het arme dier op een bamboeschavot gekruisigd. Volgens Frazer was de aap de publieke zondebok, die door zijn plaatsvervangende dood en lijden de mensen voor het komende jaar van alle ziekten en tegenslagen vrijwaarde. In veel culturen was de zondebok een menselijk slachtoffer, en vaak werd hij vereenzelvigd met god.

Het idee dat water zonden kan afwassen is en ander gemeenschappelijk thema, dat soms samengaat met het thema van de zondebok. Het zal duidelijk zijn dat ook religies dichter bij huis niet ongevoelig zijn voor homeopathische magie. Het water van de doop wast zonden af. Jezus is plaatsvervanger van de mensheid en verzoent onze zonden door zijn kruisiging op homeopathische wijze.

Volgens Dawkins is deze denkwijze, waarbij dingen staan voor andere dingen waar ze enigszins op lijken, geheel vergelijkbaar met de veronderstelde lustopwekkende invloed van gemalen neushoornhoorn. De enige reden waarom dit dier dreigt uit te sterven is de oppervlakkige gelijkenis van zijn hoorn met een stijve pik. Het homeopathisch denken is onjuist en leidt binnen religies niet zelden tot bloedige taferelen.