Bonobo’s, een klein soort chimpansees, kunnen praten via een gecomputeriseerde synthesizer. Dit beweerde althans het echtpaar Rumbaugh van de Amerikaanse Georgia State University onlangs. Al eerder, in 1920, had Robert Jerkes chimpansees doven-gebarentaal geleerd en in de zeventiger jaren maakten Allen en Beatrix Gardner furore met hun chimpansee Washoe, die honderd gebaren kende en zelfs eenvoudige zinnetjes maakte. Te denken dat er sprake is van echt taalgebruik is hoogstwaarschijnlijk een illusie.

Sinds de honden van Pavlov speeksel produceerden bij het horen van de etensbel, wordt dit soort leren wel conditionering genoemd. Het gebaar voor banaan produceert een banaan. Met praten heeft dat niet zoveel van doen.

In 1960 maakte Noam Chomski duidelijk dat het vermogen taal te leren een aangeboren vaardigheid moest zijn. Kinderen leren de taal van hun omgeving, of dat nu Kantonnees of Fries is, in enkele jaren, wanneer hun brein verder nog niet zo ontwikkeld is. Het kost ze geen enkele moeite. Hoewel ze nog geen twee en zes kunnen optellen, hebben ze in korte tijd een hele grammatica onder de knie. Tegen de tijd dat ze een beetje beginnen na te denken, spreken ze de taal vloeiend, inclusief subjunctief en gebiedende wijs. Algemeen wordt aangenomen dat de menselijke hersenen een aangeboren taalleerprogramma hebben. Alle talen lijken ook op elkaar. Allemaal kennen ze zaken als onderwerp, werkwoord en lijdend voorbeeld. Opvallend is dat het taalleerprogramma uitgeschakeld is op het moment dat kinderen leren denken.

Hoewel de beste leerling van de Rumbaughs, de bonobo Panbanisha, klaarblijkelijk duizenden woorden heeft geleerd, betekent dat nog niet dat hij kan praten. Misschien heeft hij wel dezelfde gaven als ‘der Kluger Hans’.

In 1912 stond de Duitse pers op zijn kop door een biologische ontdekking die korte metten maakte met alle tot dan toe gangbare theorieën over het dierenrijk. Er bleek een paard te bestaan dat niet alleen kon klokkijken, rekenen en lezen, maar bovendien in staat was foutloos in het Duits te spellen. Hans heette het paard. In de pers werd het al snel slimme Hans genoemd. Het paard kon wegens zijn anatomie niet spreken, het communiceerde met tikjes van de voorvoet. Zijn leermeester en begeleider, van Osten, vroeg bijvoorbeeld: hoeveel is vier maal twaalf, waarop Hans 48 klopjes gaf. Ook de letters van het alfabet konden op deze wijze worden verbeeld. Sceptici vermoedden natuurlijk bedrog, maar zowel van Osten als der Kluge Hans schenen integer. Aanvankelijk slaagde men er niet in enige truc te ontdekken. Omdat men van Osten ervan verdacht het paard voor te zeggen stopte men de oren van het dier dicht met was. Dit maakte echter niets uit. Eén van de onderzoekers, Pfingst, ontdekte dat Hans altijd zeer aandachtig naar van Osten keek bij het beantwoorden van de vragen. Hij blinddoekte het paard. Ineens bleken alle verstandelijke vermogens van het dier verdwenen. Iedereen, van Osten niet in het minst stond voor een raadsel.

Pas door nauwkeuriger observatie bleek dat van Osten, zonder dat hij dat wist, door zeer minieme bewegingen van zijn gelaatsspieren, verried wanneer het paard bij het juiste aantal tikjes gekomen was. We moeten aannemen dat het paard ook onbewust, door conditionering, had geleerd hierop te reageren door op te houden met tikken wanneer hij de soms maar 0,1 mm grote bewegingen van het gezicht van van Osten zag.

Chimpansees zijn slimmer dan paarden. Misschien moeten ze eens geblinddoekt getest worden.