blame the victims - door peter bügel
Recent liet de scheidende bewindsman van onderwijs, dwaallicht Hoogervorst, in een interview weten dat ongezonde gewoontes bij de armeren onder ons de ziektekosten deden stijgen. Het is tekenend voor het denken in die kringen. De vigerende misvattingen en vooroordelen werden weer eens helder verwoord. Armen gaan volgens de voormalige minister eerder dood door roken, te veel en ongezond eten en onvoldoende lichaamsbeweging. Dit alles, meende hij, ‘ondanks uitgebreide gezondheidsvoorlichting’. Afgezien van de afwezigheid van logica in deze denkwijze, zijn nog drie andere dwalingen te onderkennen. In de eerste plaats het idee dat armen met name door hun ongezonde leefwijze meer ziek worden. Dat is onjuist. Al sinds honderden jaren is duidelijk dat mensen uit lage sociale klassen hoger scoren op vrijwel alle ziekten die bestaan.
Een klassiek onderzoek hiernaar is in 1978 gedaan door Michael Marmot van de Universiteit van Londen bij Britse ambtenaren. De laagste beambten bleken vier maal zo vaak door een hartaanval getroffen te worden dan de hoogste. Dat lag maar zeer gedeeltelijk aan de ongezondere gewoontes van de laagstbetaalden. Wanneer je corrigeerde voor bloeddruk, cholesterolgehalte, roken, fysieke activiteit enzovoort, bleef toch nog een drievoudig verschil bestaan. Het meest opvallende resultaat was echter dat ambtenaren die maar één trapje lager dan de absolute top stonden, zoals artsen en juristen, twee keer zoveel hartinfarcten kregen dan hun superieuren. Wanneer je sociale positie en hartziekten tegen elkaar afzette, was er een geleidelijke toename van ziekte bij lager wordende positie te zien.
De Amerikaanse epidemioloog Leonard Syme vond een soortgelijke gradiënt vrijwel overal op de wereld en voor bijna elke ziekte. Niets is zo slecht voor de volksgezondheid als bestuurd worden door de rijken. Als proef op de som kan wederom Engeland dienen. Tussen de Tweede Wereldoorlog en 1979 regeerden de armen. Gedurende deze Labourperiode werd de ongelijkheid in inkomen minder. Dat veranderde in 1979 toen de Tories aan de macht kwamen. Tussen 1979 en 1994 daalde het inkomen van de tien procent armsten met dertien procent, terwijl de rijkste tien procent er vijfenzestig procent op vooruit ging. De gevolgen daarvan werden in 1997 gerapporteerd door de ”Child Poverty Action Group”, in haar rapport: ”Not To Be Ignored”. De conclusie is dat relatieve armoede funest is voor de gezondheid van de kinderen, die de pech gehad hebben in deze laatste periode geboren te worden aan de arme kant van de maatschappij. Dat waren op dat moment in Engeland meer dan vier miljoen kinderen; drie keer zoveel als in 1979. De arme kinderen hebben een vijf keer zo grote kans om om te komen bij ongelukken, een vijf keer zo grote kans schizofrenie te ontwikkelen en een zeven keer zo grote kans te sterven door zelfmoord. Uit een recent Unicefrapport blijkt dat momenteel één op de drie Britse kinderen in armoede leeft. Dankzij New Labour.
De tweede misvatting is het idee dat mensen die eerder dood gaan duurder zijn voor de samenleving en om die reden een gevaar vormen voor de solidariteit binnen de ziekteverzekering. Dat dit onzin is behoeft geen verdere explicatie. Tenslotte de idee dat voorlichting effectief is bij het veranderen van gedrag. De onwerkzaamheid van voorlichting is reeds zo vaak aangetoond dat de vraag eigenlijk is waarom artsen daarmee door blijven gaan. Het antwoord daarop is door de bekende dokter Balint in de vijftiger jaren gegeven. Artsen, zo schreef hij, hebben een onbedwingbare apostolische neiging. Het zijn eigenlijk dominees, die de mensen willen wijzen op hun zonden. Net als dominees zondigen ze overigens zelf meer dan gemiddeld. Terwijl ze toch behoorlijk goed voorgelicht zijn.