Er is een verschil tussen ziekten en diagnoses. Je zou kunnen zeggen dat ziekten dingen van de natuur zijn en diagnoses uitingen van de cultuur. In verschillende tijden en culturen waren uiteenlopende diagnoses voor dezelfde symptomen in zwang. Zo kan koorts bij ons vallen onder de diagnose ‘kou gevat’. In Afrika komt de medicijnman daar niet mee weg. Hij zal eerder denken aan een vertoornde dode voorouder. De daaruit volgende therapie zal ook verschillend zijn. Onze landgenoot zal aangeraden worden de koude buitenlucht te mijden, terwijl de lijdende zwarte offers moet brengen. Beide diagnoses en hun behandeling hebben geen enkele wetenschappelijke grondslag.

Verschillende tijden leveren ook andere gezichtspunten op. Bulemia, de aandoening waarbij men zich volpropt om zich vervolgens door opgewekt braken weer te ontlasten, was een verfijnde aristocratische gewoonte in het oude Rome. ME, het chronisch vermoeidheidssyndroom, heette in de negentiende eeuw neurasthenia: zwakke zenuwen. De tak van het medisch bedrijf waar het onderscheid tussen afwijkingen en diagnoses het meest in het oog springt is de psychiatrie. Regelmatig komt in de VS een nieuwe lijst uit met psychiatrische diagnoses: De “Diagnostic and Statistical Manual”, DSM. In een recent boek wordt de geschiedenis daarvan uit de doeken gedaan. Kutchins en Kirk schreven: “Making us Crazy: DSM, The Psychiatric Bible and the Creation of Mental Disorders.”

De DSM begon in 1952 als een klein boekje, uitgegeven door de American Psychiatric Association (APA). Deze eerste editie telde zo’n honderd pagina’s. Het aantal psychiatrische diagnoses is sindsdien stormachtig toegenomen; de laatste uitgave, de DSM.IV telt 900 pagina’s. Voor het aanzien van de psychiatrie is deze diagnostische bijbel heel plezierig. Het vakgebied bestaat uit elkaar naar het leven staande scholen die het verder nergens over eens zijn. De DSM geeft één en ander een wetenschappelijk cachet. Maar niet alleen de psychiaters zijn er blij mee. Patiëntengroepen doen ook veel moeite op de pagina’s terecht te komen. Wanneer de diagnose erin staat betaalt de verzekering de behandeling en kunnen compensatieclaims legitiem lijken. Verder geeft een diagnose hoop op een effectieve behandeling. Naast de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van het aantal diagnoses zijn ook enkele ziektebeelden geschrapt. In 1974 is na schriftelijke stemming onder de APA-leden de diagnose homosexualiteit naar het ronde archief verhuisd. Overigens op het nippertje en nadat een gemaskerde ‘Dr Anonymus’ op een conferentie had verklaard zelf een flikker te zijn en gedreigd had de namen te openbaren van zo’n 200 medelidmaten van deze prestigieuze vereniging, die ook gelijkgeslachtelijk gericht waren. Uit de geschiedenis van de DSM blijkt dat zulke onderhandelingen over wat wel en wat niet thuis hoort in het grote boek geen uitzondering vormen.

Diagnoses kwamen en gingen als zomermodes. Een recent conflict ging over de diagnose ‘masochistische persoonlijkheidsstoornis’. Hierbij moest gedacht worden aan mensen die gedrag vertoonden waar anderen kwaad van werden en neigden naar mishandeling. Dergelijke gestoorden zouden daarvan genieten. Feministen waren er als de kippen bij om deze diagnose te ontmaskeren als een niet al te subtiele manier om vrouwen de schuld te geven van het misbruik van hun echtgenoten. Feministische psychiaters sloegen terug met de ‘overheersingswaan persoonlijkheids­stoornis’. Het redactiecommitee, dat vrijwel alleen uit mannen bestond, verwees ook deze diagnose naar de prullenbak, na eerst nog een paar meer neutrale namen uitgeprobeerd te hebben.

De opvallende groei van het aantal psychiatrische diagnoses wordt veroorzaakt door de samenvallende belangen van psychiaters en patiënten­groepen. Meer en meer worden gedragingen die vroeger niet als abnormaal werden opgevat voorzien van een psychiatrisch etiket. Zo heet je zorgen maken momenteel in de DSM: ‘Gegeneraliseerde angststoornis’. Het lijkt erop alsof Berrios, de auteur van het gezaghebbende “History of Mental Symptoms” gelijk had. Hij schreef dat er geen atheoretische psychiatrische diagnostische taal bestaat. Dat betekent dat elke diagnose eerder verwijst naar een achterliggende theorie dan naar een werkelijk bestaande ziekte. Te denken valt bijvoorbeeld aan het Oedipuscomplex. De beschrijving van het tot stand komen van de DSM door Kutchings en Kirk laat zien dat die meer met onderhandelen van belangengroepen dan met wetenschap van doen heeft. De bespreker van het boek in “Nature” wees er op dat de gedetailleerde manier waarop de auteurs het politieke spel van de naamgeving beschrijven door veel psychiaters gezien zou worden als een teken van wat vroeger een dwangmatige stoornis heette. Deze term komt in de nieuwe DSM niet meer voor: daar hebben Hutchins en Kirk dan weer geluk mee.