Leven kan niet zijn ontstaan. Toch zijn we er. De onmogelijkheid komt voort uit de kansberekening. De astronomen Sir Fred Hoyle en N.C. Wickramasinghe hebben berekend hoe groot de kans is dat een werkzaam enzym bij toeval ontstaat. Ze schatten die kans op 1 op 10 tot de macht 20. Om een bacterie te dupliceren zijn ongeveer 2000 werkzame enzymen nodig. De kans daarop is 1 op 10 tot de macht 40.000. Dit is een hyperastronomisch groot getal. Het totale aantal waterstofatomen in het heelal ligt in de buurt van 10 tot de macht 60. Wij zijn dus onmogelijk.

Hoyle en Wickramasinghe verwierpen het spontaan ontstaan van leven, omdat de kans daarop vergelijkbaar is met de kans dat een tornado die over een autokerkhof raast uit het daar aanwezige materiaal een Boeing 747 maakt.Omdat u deze column zit te lezen klopt er iets niet. Toeval is niet de enige speler. Een overtuigend boek hierover schreef Stuart Kauffman,  hoogleraar biologie aan het vermaarde Santa Fe instituut. In de Nederlandse vertaling heet het: “Eieren, straalmotoren en paddestoelen” (Contact). Naar zijn idee is de verbijsterende ordening die alle verschijnselen kenmerkt, of het nu het leven, de samenleving, het ecosysteem, de techniek of de economie betreft, een steeds wetmatig opduikend verschijnsel in systemen die voldoende complex zijn.

Hij noemt het zelforganisatie. Op eenvoudig niveau zie je het in sneeuwvlokken en in de holle blaasjes die vetmoleculen in water vormen. Maar ook wanneer je tienduizenden variabelen koppelt in computernetwerken ontstaat gratis orde. Sinds Darwin wordt selectie als enige bron van organisatie in organismen beschouwd. Dat betekent dat elk leven, elk organisme, elk mens in diepste wezen een historisch bepaald toeval is. Eén ding is echter al gedurende een miljard jaar hetzelfde bij veel levende organismen: de ontogenese, de weg van bevruchte eicel naar volgroeid organisme. De genetische netwerken die dit proces sturen zijn zo geordend dat een enkel gen bijna geen lawine van veranderingen kan veroorzaken. Klaarblijkelijk is deze fundamentele eigenschap van leven niet ontstaan, noch in stand gebleven door selektie. Het is volgens Kauffman een voorbeeld van gratis orde.

Selektie werkt wel degelijk maar met reeds geordende organismen. Deze natuurlijke ordening vind ook plaats op het niveau van gemeenschappen, ecosystemen en menselijke produkten. Hierbij is het mechanisme van co-evolutie van belang. Hierdoor verdwijnen en verschijnen soorten. Met de komst van de auto stierf het paard als vervoermiddel uit. Met het paard verdween de koets, de zweep, de smidse, het zadel en de tuigmaker. Met de auto kwamen de olie-industrie, motels, geplaveide wegen, verkeersaders, voorsteden, winkelcentra en fastfoodketens. Ook de ontwikkeling van de technologie lijkt aan dezelfde zelfordenende wetten te gehoorzamen als de evolutie. Het begint met struikgewas, dan sterven de meeste takken uit en blijven een paar hoofdsoorten bestaan.

In de negentiende eeuw waren er veel verschillende fietsen, die zijn allemaal uitgestorven ten gunste van enkele modellen met gelijke wielen. Maar net als paarden kunnen ook fietsen als vervoermiddel uitsterven. En ook dan ontstaat een kleine of grote lawine van mee-uitstervende soorten die voor hun niche ervan afhankelijk waren. 99,9 procent van alle soorten is gekomen en gegaan. Elke soort heeft zijn uur op het toneel. Elke soort is ontstaan door zelforganisatie en vervolmaakt door natuurlijke selektie. Hierdoor zijn we niet zo onwaarschijnlijk als de klassieke evolutiebiologen willen. Ons opduiken was een natuurlijk proces van zelforganisatie van een complex systeem op de rand van de chaos. We zijn geen eenzame vreemden in het heelal. De oorspronkelijke titel van het boek van Kauffman luidt dan ook “At home in the Universe”