Op de grafsteen van de zeventiende-eeuwse filosoof en wiskundige René Descartes prijkte de tekst “Bene qui latuit, bene vixit”: Hij die goed heeft verborgen, heeft goed geleefd. Toen Descartes vier was belandde de Italiaanse natuurkundige Giordano Bruno in Rome op de brandstapel omdat hij het gewaagd had te verkondigen dat de aarde om haar as en om de zon draaide. In 1633, toen Descartes zevenendertig was, hoorde hij dat Galilei zijn theorieën herroepen had na door de inquisitie met marteling te zijn bedreigd.

Descartes was niet uit martelarenhout gesneden en zijn geschriften bewogen zich op de grens van wat de kerk toestond. In de tijd voor hem had de geneeskunde duizend jaar stil gestaan. De orthodoxe doctrines wilden dat het menselijk lichaam heilig was en dus verboden terrein voor wetenschappelijk onderzoek.

Descartes verzon een list om hier onderuit te komen. Hij scheidde lichaam en geest. De geest of ziel was heilig en onsterfelijk, het lichaam niets anders dan een vergankelijke machine. Hierdoor kon de moderne wetenschappelijke geneeskunde ontstaan. Het ontleden van het menselijk lichaam werd niet meer als een schending van de heilige ziel gezien. Tot zover het goede nieuws. Het slechte nieuws was dat de geest vanaf het prille begin buiten de geneeskunde viel. Nog steeds zijn geneeskunde en psychologie gescheiden studierichtingen.

Theorieën over de wisselwerking tussen lichaam en geest waren niet zelden het domein van charlatans en orenmafiosi. Dat hierin verandering begint te komen, blijkt uit de verschijning van “Lichaam en Geest” van Paul Martin. Waarschijnlijk niet toevallig is de auteur geen psycholoog of medicus maar bioloog. Het boek geeft een vlot geschreven samenvatting van de huidige stand van het wetenschappelijk onderzoek naar de wederzijdse beinvloeding van lichaam en geest.

Kort samengevat blijken een paar eenvoudige, maar verstrekkende waarheden. Stress, depressie en andere psychologische factoren vergroten de vatbaarheid voor veel ziekten. De onder medici wijdverbreide misvatting dat het vooral om aandoeningen gaat waarvoor geen lichamelijke oorzaak kan worden gevonden, wordt als onjuist ontmaskerd. Ook bacteriële en virale infecties, hartkwalen en kanker houden verband met psychologische factoren. Het verband tussen geest en gezondheid wordt bewerkstelligd door verbindingen tussen de hersenen en het immuunsysteem. Verbindingen die in twee richtingen werken.

De fysieke gezondheid beinvloedt de psychische toestand en omgekeerd. Alle ziekten hebben zowel psychologische en emotionele oorzaken als omgekeerd. Met name de sociale relaties die we met andere mensen hebben zijn van cruciaal belang voor onze gezondheid. De tak van wetenschap die zich hiermee bezig houdt moet het doen met de breedsprakige naam psychoneuroimmunologie.

In tegenstelling tot wat orenmafiosi beweren, zijn er uit de vondsten geen remedies tegen kanker en hartkwalen te destilleren. Je kunt jezelf niet genezen door de juiste gedachten te hebben of de juiste gevoelens te koesteren. Wanneer dat zo was, zou ziekte je eigen schuld zijn. Patiënten met levensbedreigende aandoeningen zijn toch al gevoelig voor depressie en schuldgevoelens. Dit soort theorieën levert dan ook niet bepaald een bijdrage aan hun welzijn. De gevonden verbanden liggen vooral op epidemiologisch vlak.

Het is bijvoorbeeld statistisch aan te tonen dat een positieve levenshouding, een bevredigende baan en een netwerk van ondersteunende persoonlijke relaties van groter nut voor de gezondheid zijn dan niet roken, vetarm eten en veel bewegen. Waarschijnlijk is regelmatig samen met partner en vrienden gezellig uit eten gaan beter voor de gezondheid dan elke dag een eind rondjoggen. Het zou niet slecht zijn wanneer medici hieraan eens wat meer ruchtbaarheid gaven.