Hoewel eenvoudige oplossingen voor ingewikkelde problemen altijd fout zijn is het soms verleidelijk eens iets te opperen dat daarop lijkt. Het ingewikkelde probleem is het milieu. Iedereen is daar zeer mee begaan en geeft zijn goede geld aan organisaties als Natuurmonumenten en Greenpeace, hoewel men weet dat die verschrikkelijk jokkebrokken. Maar dat is voor het goede doel. Het milieu kent eigenlijk slechts één bedreiging: de mens.

De Canadese ecoloog William Rees schrijft in “Our Ecological Footprint” dat je van alle menselijke activiteiten kunt uitrekenen hoeveel land daarvoor nodig is. Als je het optelt kom je voor één Nederlander op drie hectare. Een Amerikaan heeft zeven en halve hectare nodig tegen een India-er nog geen halve. Wanneer je al het ecologisch productieve land deelt door het aantal mensen op aarde kom je op anderhalve hectare per persoon. Het is dus maar goed dat er armen zijn. Als iedereen even rijk was als wij, hadden we nog een stuk of vier aardbollen meer nodig.

Het is daarom maar goed dat de aanbevelingen uit het Brundtlandrapport: “Our Common Future” uit 1987 nooit zijn opgevolgd. Die commissie wilde nota bene de armoede in vijftig jaar de wereld uit hebben. Voorts is het fortuinlijk dat er tekenen zijn dat het broeikaseffect niet bestaat. De politici weten dit nog niet, reden waarom sinds Kyoto de kooldioxide-uitstoot moet worden teruggedrongen. Volgens recente computermodellen zou door zo’n theoretische klimaatverandering de warme golfstroom van koers veranderen, met als gevolg dat het hier zo’n tien graden kouder zou worden.

Om daar tegenop te stoken zouden we volgens Rees nog dertig aardbollen nodig hebben. Het probleem waar we mee lijken te zitten is dat we er maar één hebben. In 1990 hamerde het ecologen-echtpaar Ehrlich ook al op dit aambeeld in “The Population Explosion”. Zij rekenden nog wat aanvullende vervuiling mee en spraken van milieubeslag. Het milieubeslag van een Nederlander was zeven keer dat van een Braziliaan, zeventien keer dat van een inwoner van India en zeventig maal dat van een persoon uit Bangladesh of Kenia. Ze voorspelden een catastrofe, die alleen afgewend kon worden door geboortebeperking.

Zo komen we op de eenvoudige oplossing. Politieke prioriteit één in alle rijke landen behoort het terugdringen van het aantal geboorten te zijn. Gewoonlijk achten we deze remedie vooral geëigend voor de arme landen ver van ons bed, maar bovenstaande berekening laat zien dat dat geen hout snijdt. Werkelijk effect heeft slechts het terugdringen van de rijke bevolking.

Omdat we allemaal zo begaan zijn met ons milieu zal niemand protesteren tegen het belonen van kinderloosheid, het afschaffen van kinderbijslag en het belasten van kroost. Voor het instandhouden van armoede in de derde wereld hoeven geen extra maatregelen genomen te worden. De tolbarrieres die we om ons rijke deel hebben opgetrokken en de leningen van de wereldbank staan garant voor de continuering daarvan.

Een probleem is misschien het nadelig effect op de werkgelegenheid. De menskracht die het momenteel kost om kinderen tot hun twintigste te verzorgen en van de straat te houden met onderwijs, is zeker tien keer groter dan nodig is voor het verzorgen van de hulpbehoevende ouderen. Maar misschien is dit een “blessing in disguise”. Door de uitkeringen drastisch te verlagen kan de gemiddelde ecologische voetafdruk van de Nederlander flink worden teruggebracht. Het lijkt er echter niet op dat het nieuwe kabinet Balkenende deze weg inslaat.