herinneringen aan het van goghmuseum
Het Van Goghmuseum in Amsterdam bestaat in 2023 vijftig jaar. Tijd om een paar herinneringen op te halen.
Suppoost
In 1975 moest ik als erkend dienstweigeraar mijn vervangende dienstplicht in eerste instantie in de Staatsdrukkerij in Den Haag gaan vervullen, maar daar werd ik helemaal gek (daarover een andere keer) en toen werd ik overgeplaatst naar het Van Goghmuseum in Amsterdam, waar ik als suppoost aan het werk moest. Ik werd ondergebracht in het Zeemanshuis, in een piepklein kamertje, en fietste elke werkdag naar het museum, waar nog een paar dienstweigeraars “werkten”.
Regels
Als suppoost had je een dienst van drie kwartier, een pauze van een kwartier en dan weer een dienst van drie kwartier. Dit was om de oplettendheid te waarborgen. Er waren ook strenge regels – zo mochten we niet met de bezoekers praten, want dat kon altijd een afleidingsmanoeuvre zijn, en je mocht zeker niet een boekje lezen als je dienst had, want je moest voortdurend opletten, ook als de zalen vrijwel leeg waren (en dat was in de beginjaren van het museum best vaak het geval).
Laatste schilderij
Ik heb een levenslange hekel aan het werk van Vincent van Gogh gekregen dankzij de reacties van Japanse bezoekers. Die vroegen meestal waar het laatste schilderij van Van Gogh hing, en dan moesten wij ze naar het Korenveld met kraaien wijzen. Dat was weliswaar niet echt het laatste schilderij dat hij geschilderd heeft, maar wel het meest dramatische. Het is meerdere malen voorgekomen dat zo’n Japanse van Gogh-fan dan op de knieën neerstortte en huilend, in aanbidding bijna, voor dat schilderij begon te jammeren. Als je dat de derde of vierde keer meemaakt moet je oppassen dat je niet de slappe lach krijgt, kan ik je verzekeren.
Oefening
Dat de beveiliging toch niet helemaal waterdicht was bleek toen er een oefening werd gehouden. Het hoofd van de beveiliging nam mij apart en zei: “Straks zetten we in de zaal hiernaast een prullenbak in brand en dan gaat het brandalarm af, dan moet iedereen het pand verlaten. Ik wil dat jij deze kleine van Gogh van de muur pakt en kijkt hoe ver je ermee kunt komen”. Zo gezegd, zo gedaan, brandalarm ging af, ik pak het schilderijtje van de muur, stop het onder mijn jasje en loop met de menigte naar buiten, en sta even later met een echte van Gogh onder mijn arm op de tramhalte. Het hoofd beveiliging was not amused.
Ik ben waarschijnlijk de enige Nederlander die met een van Gogh onder de arm zo had kunnen weglopen zonder dat er een haan naar kraaide.
Geintjes
Omdat we ons als dienstweigeraars verveelden begonnen we al snel geintjes uit te halen – je kon je collega die een etage lager werkte gemakkelijk met propjes beschieten bijvoorbeeld, en een van mijn collega’s had op een bepaald moment ontdekt dat als je de wijzers van één van de klokken verzette ze dan in het hele gebouw meegingen, dus op een dag ging de tijd om vier uur ineens naar vijf uur, tot grote verwarring en consternatie van het vaste personeel.
Het verhaal
Ik heb mijn volledige diensttijd niet volgemaakt in het museum, want na een paar maanden werd ik ook hier helemaal gek van het geestdodende werk dat suppoosten feitelijk is. En ik was er inmiddels ook achter dat de populariteit van Van Gogh vooral te maken heeft met zijn levensverhaal, en minder met de kwaliteit van zijn kunst, want die wordt zeker niet beter als je er dag in, dag uit naar moet kijken. Een beetje vergelijkbaar met iemand als David Bowie, die het niet zozeer van zijn muziek moest hebben, maar meer van al die gedaanteverwisselingen – meer entertainment dan muziek. Zo is Vincent van Gogh meer drama dan goede kunst. Je kent misschien het verhaal van de grapjas die op een tentoonstelling in New York met werk van Van Gogh een vitrine had neergezet met een bloederig oor – de aandacht ging vervolgens alleen nog naar die vitrine.