goodbye heaven...
Beste Eric,
Ik kwam wat later dan de bedoeling was toe aan het lezen van de nieuwe Heaven. Ik viel dit keer van de ene verbazing in de andere, en mijn teksten waren op een dusdanige wijze mishandeld dat ik besloten heb ermee te stoppen. De recensies die ik voor de komende Heaven schrijf zullen mijn laatste zijn. Ik wil je even uitleggen waarom.
“Volgens Giel Beelen wordt 2008 het jaar van de Balkan Beats. We hebben het dan wel over een opgepimpte versie van wereldmuziek, en het zou heel goed kunnen dat er via de pimpmethode meer soorten wereldmuziek bij een jonger publiek aanslaan dan alleen de muziek uit de Balkan. Zo kwam er een dubbel-cd uit van DJ Click met de titel Flavour, waarop muziek van over de hele wereld te horen is, opgepimpt en voorzien van ritmische blingbling.”
Zo begon mijn introductie van de rubriek “Ook verschenen wereldmuziek” in de laatste Heaven. Tot mijn stomme verbazing las ik in het blad de volgende tekst, en let dan vooral op de woorden die ik hierboven vet gemaakt heb:
“Volgens Giel Beelen wordt 2008 het jaar van de Balkan Beats. We hebben het dan wel over een versierde versie van wereldmuziek, en het zou heel goed kunnen dat via die methode meer soorten wereldmuziek bij een jonger publiek aanslaan dan alleen de muziek uit de Balkan. Op de dubbel-cd Flavour van DJ Click is muziek van over de hele wereld te horen, versierd en voorzien van ritmische opsmuk.”
Waar zie je je lezers voor aan? Denk je dat ze woorden als opgepimpt en blingbling niet kennen? “Versierde wereldmuziek” is iets wezenlijk anders dan “opgepimpte wereldmuziek”, en hoe verzin je het om “blingbling” te vervangen door een antiek woord als “opsmuk”?.
Dit voorbeeld van een, wat mij betreft, absolute misser van de eindredacteur, is een beetje de druppel die bij mij de emmer deed overlopen. Zo’n introductiezin bij een rubriek als “ook verschenen” dient om de lezer nieuwsgierig te maken, en ik doe altijd mijn best om die eerste zin zo prikkelend mogelijk te maken. In het verleden is het echter al twee keer voorgekomen dat wegens plaatsgebrek juist die eerste zin werd geschrapt, ondanks mijn nadrukkelijke verzoek met schrappen achteraan te beginnen, omdat ik daar rekening mee had gehouden bij het schrijven.
Nog een fraaie blunder van de eindredactie: toen ik in een stukje de “American Songbag” noemde werd dat veranderd in “American Songbook”. Als er zo’n ongewoon woord staat en je kijkt daar raar tegenaan neem je, lijkt mij, als eindredacteur contact op met de schrijver van het stukje, die je dan kan uitleggen dat het hier om een klassiek boek gaat dat elke muziekminnende Amerikaan kent. Nu stond er een blunder in het stukje, maar wel met míjn naam eronder, niet die van de blunderende eindredacteur.
Zo vind ik het ook onacceptabel als mijn sterrenbeoordeling in het blad ineens zonder enig overleg blijkt te zijn aangepast. De laatste cd van Mondo Leone kreeg van mij maar liefst vijf sterren, maar dat vond de eindredacteur of de hoofdredacteur blijkbaar wat veel, dus in het blad waren er vier sterren overgebleven. Een beetje curieus als je ziet dat de hoofdredacteur zelf zo gretig is in het uitdelen van vier en vijf sterren.
Nog een kleine, daarmee verband houdende ergernis: we krijgen elke twee maanden als recensenten een lijstje met beschikbare cd’s toegestuurd waaruit we een keuze kunnen maken. Je krijgt dan altijd maar een klein deel van je voorkeurslijstje toegestuurd. De ergernis komt pas als het blad verschijnt, want dan blijkt dat de hoofdredacteur zelf werkelijk álle krenten uit de pap heeft gevist. Vandaar ook die hoge waarderingssterren onder de stukjes van de hoofdredacteur en zijn vele pseudoniemen. Het wordt ook wel wat typisch als je gaat tellen en tot de conclusie moet komen dat jij onder eigen naam en onder pseudoniem, zelf het grootste deel van het blad volschrijft, terwijl een groot deel van de recensies die door je medewerkers geschreven wordt het blad niet haalt.
De adverteerders moeten blijkbaar ook te vriend worden gehouden, want een negatieve of licht kritische recensie wordt steevast uit het blad geweerd, zelfs als het om Neil Youngs laatste album gaat, waar ik in vrij milde bewoordingen (“roem maakt lui en slordig”) over schreef (en ik van jou bovendien een mailtje kreeg waarin je het met me eens leek te zijn).
In het laatste nummer van Heaven maakte je het nog bonter door mijn recensie van Carla Bley’s The Lost Chords Find Paolo Fresu helemaal te schrappen en er zelf een verhaal voor in de plaats te schrijven waarin de volgende zin voorkwam: “Collega Holly Moors vond The Lost Chords Find Paolo Fresu maar een saai album met veel te keurige “nette mensen” jazz”. En vervolgens komt er een vier-en-een-halve-sterrecensie. Tja. Om te beginnen voel ik me dan enigszins voor schut staan, in de tweede plaats vind ik dat er in Heaven af en toe best een kritisch stuk mag staan, óók als, zoals in dit specifieke geval, de jazzbladen overwegend positief waren. Wij mogen best een onderbouwd tegengeluid laten horen, en als je een recensent vraagt een stukje te schrijven kun je dat niet opzij schuiven als je het er niet mee eens bent. En dat staat dan nog los van het feit dat het blad niet echt geloofwaardig overkomt als er alleen maar hallelujahverhalen in staan.
Schrijven voor Heaven vond ik altijd erg leuk om te doen, ook doordat ik met enige regelmaat als coördinator verrassende cd’s te horen kreeg die ik zelf niet snel opgezocht zou hebben. Maar de ergernissen gaan wat overheersen, en de balans is zo langzaamaan zoek. Op andere plekken kan ik mijn teksten kwijt zonder dat er op een hinderlijke manier in geschrapt en veranderd wordt, en dat is wel zo plezierig.
Met vriendelijke groet,
Holly Moors
(1 maart 2008)
PS
Hier mijn oorspronkelijke Carla Bley-recensie:
Carla Bley – The Lost Chords Find Paolo Fresu – Watt/ECM
Sinds haar intelligente, opwindende en spannende jazzrockproject Escalator Over The Hill hebben we een zwak voor de avantgardistische jazz van Carla Bley, maar op The Lost Chords find Paolo Fresu is er niet veel van die oorspronkelijke opwinding of spanning meer te vinden. Bley speelt met haar bescheiden ensemble ingetogener dan ooit, Paolo Fresu heeft een fraai trompetgeluid, maar het blijft allemaal wat al te beschaafd. Over blijft een fraaie, intelligente jazzplaat die perfect op zijn plek is in de zondagochtendprogramma’s van mensen als Willem Duys of Meta de Vries. Keurige jazz van hoge kwaliteit voor nette mensen, maar dodelijk saai.
***
Holly Moors
Antwoord van de hoofdredacteur
Dag Holly,
Tot mijn spijt voel ik me gedwongen je ontslagbriefje te aanvaarden. Niet eens zozeer vanwege de kritiek die je spuit, want op zich kan ik me daar voor een deel wel iets bij voorstellen, maar wel vanwege de manier waarop je allerlei onwaarheden naar buiten toe meent te moeten brengen. Zo is het absoluut niet waar dat kritische recensies worden geweerd om adverteerders tevreden te stemmen (de platenmij van Neil Young heeft nog nooit in Heaven geadverteerd!, maar wel dat we ze (zoals bij de jongste van Young) in Ook Verschenen plaatsen omdat we liever ruimte geven aan cd’s die volgens ons wel de moeite waard zijn, hoe onbekend misschien ook. Dat is een stellingname die we vanaf het begin hebben ingenomen en waar we ons ook aan houden (en die juist de charme van een blad als Heaven vormt, omdat je in de beperkte ruimte die het papier geeft niet alom dezelfde artiesten gerecenseerd ziet worden als alle andere bladen). De reden waarom ik een eigen recensie van Carla Bley heb geschreven had ook niets te maken met adverteerders, want ook die platenmaatschappij heeft nooit in Heaven geadverteerd, en ook niet met het feit dat je er kritischer over was dan de rest van de wereld, maar wel omdat je je er in eerste instantie vanaf maakte met een paar regels voor Ook Verschenen waar ik om een recensie van 250 woorden had gevraagd, en dat je na mijn aanmerkingen daarop nog altijd een nauwelijks langer stukje voor Ook Verschenen produceerde in plaats van een volwaardige recensie. Op zich is dat je goed recht, maar als hoofdredacteur behoud ik me dan toch het recht voor om een plaat die me zeer aan het hart gaat de recensie te geven die ze m.i. verdient, waarbij het overigens niet de bedoeling was om je een hak te zetten om jouw oordeel in mijn recensie mee te nemen, maar juist om te illustereren dat er binnen Heaven ook andere meningen bestaan. (Reden ook waarom jouw recensie wel ook op de Heaven-website is geplaatst.) De insinuatie dat ik me van vele pseudonimen bedien, werp ik ook ver van me, want met uitzondering van de naam Pieter Wijnstekers voor de meer rootschtige stukken, heb ik van mijn leven nog nooit met een pseudoniem gewerkt. Ook het idee dat ik alle krenten in de pap voor mezelf bewaar moet ik krachtig ontkennen. Van de 21 cd’s die jij hebt aangevraagd, heb je er weliswaar maar vijf ontvangen, maar daarvan waren er vier uit jouw top 5 (1,2,3, en 5), terwijl ik van zes titels geen promo’s had en de rest naar andere schrijvers is gegaan, op twee na die ik zelf heb gehouden, omdat er a) ofwel geen recensie van hoefde te komen omdat er een interview met de desbetreffende persoon zou worden gehouden (Gary Louris), of b) ik de korte recensie – want meer hoefde niet aangezien het al stikt van de Buddy Holly-compilaties – al in mijn hoofd had.
Op zich vind ik het heel jammer dat je te kennen hebt gegeven te stoppen met schrijven voor Heaven, want mede de kennis die een muziekliefhebber als jij in zijn leven heeft opgebouwd maakt Heaven tot een uniek blad in de Nederlandse popjournalistiek, een blad dat nu al tien jaargangen lang een fragiel evenwicht weet te bewaren tussen het enthousiasme van de bevlogen amateur en professionele journalistieke normen. Wat dat betreft hoop ik oprecht dat je in de toekomst weer ooit een plek in Heaven zal weten te vinden.
Met vriendelijke groeten,
Eric
Mijn antwoord
Beste Eric,
Dat de kracht van Heaven het delen van enthousiasmes is begrijp ik heel goed, en daar ben ik het voor een deel ook wel mee eens, maar ik vind wel dat je beleid daarin doorslaat, met een aantal vervelende bij-effecten als gevolg. In de eerste plaats gaan lezers vragen stellen als “krijg je bij Heaven de opdracht alleen maar positieve verhalen te schrijven?”, en gaan lezers ook denken, net als ik, dat je wel degelijk rekening houdt met adverteerders. Ik geloof je als je zegt dat je dat niet doet, maar als lezers daar opmerkingen over gaan maken lijk je in ieder geval als blad die indruk te wekken.
Daarnaast vind ik dat je als popblad geloofwaardiger overkomt als je af en toe ook kritische en soms zelfs negatieve verhalen publiceert. Het komt ook wat objectiever over dan een blad dat alleen maar positief is. En een ander bij-effect dat je, denk ik, niet moet onderschatten is dat je medewerkers soms wat al te positieve stukken gaan schrijven over cd’s die dat eigenlijk niet verdienen, puur om met het stuk in het blad te komen. Daar heb ik als coördinator in de loop der tijd net iets te veel voorbeelden van langs zien komen, zonder nu namen te gaan noemen.
Dat is dus een vrij essentieel stuk kritiek op het beleid van Heaven. Het verklaart ook waarom mijn kritische stuk over de laatste van Carla Bley vrij compact was (al was hij behoorlijk wat genuanceerder dan de samenvatting die jij ervan gaf) – kritische stukken worden, zoals je eigenlijk ook toegeeft, steevast uit het blad geweerd.
Het andere stuk, waar ik mijn brief mee begon, vind ik zelf nog belangrijker, want in elke Heaven kan ik voorbeelden aanwijzen van eindredactiebesluiten waar ik het niet mee eens was. Om het nog maar even te hebben over de rubriek “ook verschenen” – ik denk altijd goed na over de eerste twee zinnen van die rubriek, omdat ze de lezer moeten prikkelen om dat grijze blokje tekst onderaan de pagina toch te gaan lezen, en als die eerste zin dan verminkt wordt of gewoon helemaal verdwijnt, dan vraag ik me echt af of jullie als redactie wel goed hebben nagedacht over die rubriek en hoe je die toch wat leesbaar kunt houden.
Tenslotte over je pseudoniemen: wie is dan toch de Ivar Snoep die tot voor kort de dvd’s recenseerde, als jij dat niet zelf bent? En het probleem met het hanteren van één pseudoniem is dat lezers argwanend worden, en dan denk je al snel bij een naam als Koos Gijsman aan een nieuw pseudoniem. Als jij zegt dat Pieter Wijnstekers je enige alias is neem ik dat van je aan, maar persoonlijk vind ik het werken met pseudoniemen niet echt elegant, behalve als het om een aparte column of iets dergelijks gaat.
Met vriendelijke groet,
Holly Moors
Voor het tweemaandelijks verschijnende popblad voor volwassen luisteraars Heaven werk ik al jaren mee als “medewerker” annex recensent. Ik vond dat altijd erg leuk, hoewel er geen cent voor betaald werd (alleen mocht je de te recenseren cd’s houden). Ik heb, na het lezen van het laatste nummer, een ontslagbriefje geschreven dat je hiernaast kunt lezen.
De hoofdredacteur van Heaven heet Eric van Domburg Scipio, en hij schrijft in het blad niet alleen onder zijn eigen naam, maar ook als Pieter Wijnstekers, en wellicht zijn er nog meer pseudoniemen waar ik het bestaan niet van weet. Op een bepaald moment word je wat wantrouwig.
Onder mijn ontslagbriefje vind je het antwoord van de hoofdredacteur, waarin hij mij beticht van het “naar buiten brengen van onwaarheden”. Dat kon ik niet onweersproken laten, en dus hier met open vizier mijn antwoord, ook in de hoop dat het bij de Heavenmedewerkers tot enige vruchtbare discussie zal leiden.
Ik vermoedde, naar aanleiding van een opmerking van iemand anders, dat Ivar Snoep een pseudoniem was, maar Snoep blijkt echt te bestaan. Dat neemt niet weg dat je als lezer toch wat wantrouwig wordt als je weet dat er in een blad door in ieder geval één recensent onder twee namen geschreven wordt.
Ik word ook beticht van het “naar buiten brengen van de vuile was”. Dat is iets waar ik alleen maar oprecht verbaasd op kan reageren – ik streef altijd naar openheid, eerlijkheid en transparantie, en vind een openlijke discussie dan ook altijd gewenster dan achterkamertjesgesmoezel.