Voor de duidelijkheid – de kop boven dit stukje is bedoeld als humoristisch. Ik zeg dat er maar even bij, omdat mijn ervaring is dat mensen die slecht kunnen relativeren over het algemeen weinig gevoel voor humor hebben. Het sterkste voorbeeld van iemand die er blijk van heeft gegeven niet te kunnen relativeren is de Verschrikkelijke Verdonk. Iemand wees er kortgeleden fijntjes op dat ze de mentaliteit tentoonspreidt die bij een cipier hoort, waarbij we ook best mogen aantekenen dat haar “Regels zijn regels” voor ons klinkt als een echo van “Befehl ist Befehl”, en die kreet tekent dan weer de mentaliteit waar we in de jaren zestig zo fel tegen gekant waren. Als een cipier roept dat hij niks anders kan dan de regels opvolgen vind ik dat al van een bedenkelijke mentaliteit getuigen, als een gevangenisdirecteur ermee aan kwam zetten zou ik dat ongepast vinden, en als een minister ermee schermt vind ik dat schandelijk.

Dorien Pessers wees er onlangs op dat Hitler in 1933 bepaalde dat juristen geen kritische kijk meer mochten hebben op wetten. “Daardoor werden wet en moraal ineen geschoven”. Pessers vindt dat in een rechtsstaat de regels altijd goed moeten worden bekeken en gerelativeerd. Een minister heeft bij de toepassing van regels altijd de mogelijkheid een afweging te maken naar billijkheid en zorgvuldigheid. Verdonk doet dat niet en ziet de wet als absoluut vaststaand. “Terwijl iedere jurist weet dat gevallen bijna nooit identiek zijn. Het gaat altijd om de context.” Dat betekent dat zwart en wit in de praktijk niet bestaan, en dat er altijd op de een of andere manier gerelativeerd zal moeten worden om de wereld leefbaar te houden.

Dat geldt zelfs voor zaken die op het eerste oog niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. Neem een van de tien geboden – “Gij zult niet doden.” Helder gebod, en in principe zal iedereen het ermee eens zijn. Maar wat als je dertienjarige dochter zwanger is geraakt na te zijn verkracht door een psychopaat – ben je dan nog steeds tegen abortus?